Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Cambay

betekenis & definitie

Cambay, Cambaya of Khambavati is de naam eener havenstad in het Britsch-Indische presidentschap Bombay, in het landschap Goezerate aan het noordelijk uiteinde der evenzoo genoemde Golf. Zij is het Cumanes van Ptolemaeus, eene oude, weleer bloeijende plaats, door een muur met 52 torens omringd, en telt nog 10000 (weleer over de 200000) inwoners benevens een aantal overblijfselen van hare voormalige grootheid. Apen, eekhoorntjes, duiven en papegaaijen zwerven er rond op de daken.

Tot de merkwaardigste gebouwen behooren het paleis van den Nabob, een aantal onderaardsche Hindoe-tempels, de tempel Dsjoemna Moesja en vooral de onderaardsche Dsjaïn-tempel met 2 afgodsbeelden van aanmerkelijke grootte. Nabij de stad liggen groote mausoleeën.

Cambay was veeleer de stapelplaats van een aanzienlijken handel en is thans nog in Azië beroemd wegens de kostbare steenen — agaat, karneool en onyx, — die aldaar geslepen worden, nadat zij geruimen tijd aan het zonnelicht zijn blootgesteld en hierdoor donkerder kleur verkregen hebben. Daarenboven worden er zijde, stofgoud, zilveren voorwerpen en indigo uitgevoerd. De omstreken zijn niet onbevallig en goed bebouwd.

In de 5de eeuw onzer jaartelling was Cambay de hoofdstad der Baleyra’s en de zetel van den Hindoe-keizer van het westen, en in de 13de werd zij veroverd door de Mohammedanen, die er een onmetelijken buit verkregen. Drie eeuwen later aanschouwden de Portugézen hare prachtige bouvallen ten zuiden van de tegenwoordige stad, en in 1780 namen de Britten haar in bezit, om ze na verloop van 3 jaar weder over te laten aan de Maratten. Gedurende den laatsten Maratten- oorlog kwam zij weder in de magt der Compagnie, die haar bij den Vrede van 1803 behield. Sedert 1813 wordt het land bestuurd door een Nabob, die afhankelijk is van Groot- Brittanje.

< >