Calot, eigenlijk calotte, is een glad, zwart naauwsluitend mutsje, vooral zulk een, dat de tonsuur der geestelijken bedekt. Ten tijde van Lodewijk XIV had men in Frankrijk eene vereeniging van calottendragers (régiment de la calotte), die de gebreken der groote wereld door schimpdichten (calottines) geeselden. Aan hen, die zich door de grootste dwaasheden onderscheidden, zonden zij het diploma van lidmaatschap.
Die vereeniging had hare eigenaardige zinnebeelden en gedurende geruimen tijd matigde zij zich het censorschap aan over de toenmalige zeden en gebruiken. Zelfs hooggeplaatste personen waren niet veilig voor hare berispingen, totdat haar overmoed oorzaak werd van hare ontbinding.