Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Calceolaria

betekenis & definitie

Calceolaria L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der gemaskerdbloemigen (Personatae), gedeeltelijk alzoo genoemd ter eere van den kruidkundige Calceolari, gedeeltelijk omdat de bloem groote overeenkomst heeft met een schoen of pantoffel (Calceolus). Het onderscheidt zich door een 4-deeligen kelk, eene korte bloemkroon met gaafrandige bovenlip en zeer groote, schoenvormige onderlip, 2 meeldraden, puntigen stamper en eene 2-hokkige, 2-kleppige zaaddoos.

Het omvat omstreeks 90 soorten, die meestal in Zuid-Amerika en op de Falklands-eilanden te huis behooren, zoowel heesters als kruiden en slingerplanten. Tot de heesters behooren C. alba Ruiz et Cav., C. arachnoidea Grah., C. aquatica Hort. Berol., C. bicolor Ruiz et Cav., C. excelsa Grah. enz., meest alle uit Chili en zich onderscheidende door een langdurigen bloeitijd. Overblijvende kruiden zijn C. chiloentis Lindl., C. Fothergilli Ait. van de Falkslands-eilanden, C.plantaginea Smith, — tweejarige kruiden zijn C. corymbosa Ruiz et Cav., en C. pendula Sweet van Chiloë, — en éénjarige C. glandulosa Reg. et .Heer., C. pinnata L. en C. scabiosaefolia Sm. uit Peru.

De calceolaria’s zijn als sierplanten zeer gezocht. Zij houden niet veel van vochtigheid en warmte en groeijen het best in frissche lucht op een zandigen, wèlbemesten grond. Zij moeten van Februarij of Maart af telkens in grootere potten worden geplaatst, en men dient zeer voorzigtig te wezen met het begieten. Des winters moet men aan deze planten eene lichte, luchtige en drooge plek in de kas of in de kamer verschaffen. Zij hebben 1 tot 5° C. warmte noodig, maar men gunne haar zooveel mogelijk vrije lucht.

In het voorjaar brengt men ze buiten, waar men ze tegen de middagzon en tegen den regen beveiligt. Men kan ze van September tot April gemakkelijk door stekken vermenigvuldigen, die men met eene glazen klok bedekt. De zeer fijne zaden worden in potten gezaaid en men verzet vervolgens de jonge plantjes. Door het stuifmeel van de eene soort op de bloemen eener andere te brengen verkrijgt men allerlei verscheidenheden.

< >