Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Calabrië

betekenis & definitie

Calabrië is het zuidwestelijk schiereiland van het koningrijk Italië, zoodat het gelegen is tusschen de Tyrrheensche Zee, de Straat van Messina, de Ionische Zee en de Golf van Tarente.

Het bevat eene woeste bergstreek, die met de Apennijnen verbonden is, en telt op eene oppervlakte van 315 geogr. mijlen omstreeks l½, millioen inwoners. Langs de kust vindt men eene afwisseling van baaijen en kapen, en korte kustrivieren, zooals de Crati, de Niéto, de Corace en de Alaro, ruischen er door de rotsachtige dalen. Het is duidelijk, dat dit land zijne gedaante voor een groot deel verschuldigd is aan vulkanische krachten. In het noorden verheft zich de Monte Pollino ter hoogte van 2200 Ned el. — in het midden de Monte Selicella (1650 Ned. el) en ten zuiden het gebergte van Aspromonte (1400 Ned. el).

In ouden tijd was Calabrië een gedeelte van Groot-Griekenland, de geboortestreek van Charondas, Zeleucus, Praxiteles, Agathocles en andere beroemde mannen, en het gewest, waar weleer Pythagoras zijne leer verkondigde. Hier verrees te voren het genotzieke Sybaris, doch thans is er het volk in de diepste barbaarschheid verzonken.

Het klimaat wordt ervan ouds geprezen, en slechts op enkele plaatsen veroorzaken stilstaande wateren in het warme jaargetijde aanstekelijke ziekten. Veelvuldige dauw geeft er frischheid aan de gewassen, en reeds Plinius roemt de vruchtbaarheid van den zwarten grond, die er overal, behalve in de Marceseto-vlakte, den kalkachtigen rotsbodem bedekt. De fraaiste naaldboom-wouden beschaduwen er de helling der Apennijnen, — voorts groeijen er de cochenille-eik, de Oostersche plataan, de kastanje- en noteboom, de aloë en de vijg, terwijl de esch er de Calabrésche manna oplevert en tamarisken- en aardbeziënboomen zich aan de kust verheffen.

Van eene soort van riet (Sarachio) vervaardigen de inwoners touw, manden, matten en netten; ook verbouwt men er uitmuntenden wijn en goede olie. Graan, rijst, saffraan, anijs, zoethout, vlas, hennep en zuidelijke vruchten worden er uitgevoerd, en men heeft er ook zeer goede zijde. Men heeft er eene uitgebreide veeteelt en vooral fraaije paarden, en de wateren zijn er behoorlijk voorzien van visch. Bij Reggio vangt men de Pinna marina, een schelpdier met zijde-achtige baarddraden, waarvan men eene keurige stof vervaardigt. Men vischt er koralen, en de steengroeven leveren albast, marmer, gips, aluin, krijt, zout en koper.

Schoon dit gewest slechts 40 uren gaans van Napels verwijderd is, blijft de Calabrees ruw en onbeschaafd. Tevens echter is hij opregt, gastvrij en eerzuchtig, maar ligt gekrenkt en onverzoenlijk jegens beleedigers. Eene onwetende geestelijkheid voedt er het bijgeloof der ingezetenen. Naast enkele rijken heeft men er armen in overvloed. Zij hebben een eigenaardigen tongval, en hunne taal bezit een grooten rijkdom van geestige uitdrukkingen. Hunnen gebaren zijn levendig en krachtig, hunne vrouwen niet zeer schoon, en de gebrekkige regtsbedeeling geeft er aanleiding tot vele procèssen.

Het land is gesplitst in de 3 provinciën Cozenza, Reggio-Calabria en Catanzaro, alzoo genoemd naar hare hoofdsteden. Behalve deze zijn er nog enkele handeldrijvende plaatsen, zooals Cotrone (het oude Croton), Monteleone (Hipponium), Gerace, Pizzo, Palmi en Paole (alle met 7 tot 10000 inwoners). De aardbeving van 20 Februarij 1783 heeft er 300 steden en dorpen verwoest en 30000 menschen bedolven.