Onder dezen naam vermelden wij:
Lodewijk van Brugge, heer van Griethuizen , een aanzienlijk Vlaamsch heer, ridder van het Gulden Vlies en kamerling van Philips de Goede, hertog van Bourgondié. Hij was eerst stadsvoogd van Brugge en later stadhouder van Holland, Zeeland en Friesland. Daar hij Eduard van Engeland bij diens vlugt in bescherming nam, werd hij door dezen tot graaf van Winchester benoemd. Wél werd hij door Maria in het stadhouderschap bevestigd, maar hij zag zich gedwongen, om plaats te maken voor Wolfert van Borssele. Eene zijner kleindochters was de moeder van Lamoraal, graaf van Egmond.
Arnold van Brugge, ook de Bruck en Arnoldo de Ponto genoemd, een uitstekend toonzetter uit het laatst der 15de en het begin der 16de eeuw. Hij overleed in 1536 en er is zelfs eene medaille met zijn borstbeeld ter zijner eer vervaardigd. Men heeft van hem een groot aantal motetten en hymnen voor kerkgebruik, die gedeeltelijk in druk, gedeeltelijk in handschrift aanwezig zijn.