Een uitstekend aardkundige, werd in 1768 geboren te Rome. Schoon bestemd voor den geestelijken stand, wijdde hij zich aan de studie der wis- en natuurkunde en zag zich benoemd tot hoogleeraar in die wetenschappen te Ragusa.
Daarna werd hij in die betrekking overgeplaatst naar Rome aan het Collegio Nazareno en hield zich aldaar hoofdzakelijk bezig met de aard- en delfstofkunde. Op eene reis naar Napels en Parijs knoopte hij vriendschappelijke betrekkingen aan met Cuvier, Fourcroy, Chaptal en anderen, en bij zijn terugkeer was hij geruimen tijd directeur van eene aluinfabriek bij Napels, waar hij tevens een ruim veld vond voor zijne geologische onderzoekingen. Later werd hij leeraar in de natuurkunde aan de militaire school te Napels, vestigde zich daarna weder te Rome en vertrok vervolgens naar Parijs, alwaar hij bleef totdat Napoleon I hem benoemde tot inspecteur der salpeter- en kruid- fabrieken in het koningrijk Italië. Hij overleed te Turijn den 15den Februarij 1826, en de familie Borromeo kwam in het bezit van zijne belangrijk mineralogisch kabinet. Tot zijn geschriften behooren “Topografia fisica della Campania (1798)”, “Introduzione alla geologia (1811)”, en “Descrizione geologica della Lombardia (1822)”.