Braakwijnsteen (stibiokali tartaricum, tartarus stibiatus, tartarus femeticus) is een dubbelzout van wijnsteenzure kali met wijnsteenzuur antimonium-oxyde. Het is in 1631 door Adriaan van Mijnsicht ontdekt en wordt bereid door antimonium-oxyde in wijnsteen op te lossen. Tot dit oogmerk lost men zwavel-antimonium op in zoutzuur, laat het bezinken en giet het af, waarna men dit vocht met water vermengt totdat er een neerslag ontstaat, die basisch zout bevat, — men laat het wederom bezinken en giet het nogmaals af, waarna men bij de oplossing 20- tot 30-maal zooveel water voegt.
Nu daalt een zeer basisch zout naar den bodem. Deze neêrslag wordt uitgewasschen; daarna voegt men er eene soda-oplossing van 15° B. bij en wascht dien vervolgens nogmaals. Hierop verwarmt men in een kleinen ketel eene willekeurige hoeveelheid wijnsteen met eene 16-voudige hoeveelheid water. Is dat aan het koken, dan voegt men er van bovengemeld antimonium-oxyde bij, totdat het zich daarin niet meer oplost. De kokend-heete oplossing filtreert men door linnen, waarna men haar in houten bakken laat kristalliséren. De kristallen worden na verloop van eenige dagen losgebroken, met water gewasschen en afgedroogd.
Deze kristallen zijn fraaije, scherpkantige, rhombische octaëders, die op het eerste gezigt op tetraëders gelijken. In de lucht worden zij porseleinachtig en zeer broos. Verwarmt men ze tot 200 of 300° C., dan ontwijken nog 2 moleculen water (nadat te voren reeds 1 molecule kristalwater verdwenen is), en de braakwijnsteen is ontbonden.
De braakwijnsteen lost op in 14 deelen koud en 2 deelen kokend water; men beproeft zijne zuiverheid door 1 deel in 16 deelen water te wrijven en te schudden, want na verloop van eenige uren moet hij geheel en al opgelost blijven, terwijl wijnsteen en wijnsteenzure kalk niet oplossen. Zuren doen uit den braakwijnsteen wijnsteen, — alkaliën antimonium-oxyde neerslaan. Zuivere braakwijnsteen mag met zuringzure ammonia, chloorbaryum en eene zilver-oplossing geen neerslag geven. De braakwijnsteen komt in de geneeskunde dikwijls te pas; hij heeft eerst een zoeten en daarna een walgingwekkenden, metaalachtigen smaak. Hij werkt prikkelend op de maag en het darmkanaal en doet op de huid pokpuisten ontstaan.
Bij groote giften veroorzaakt hij eene sterke zamentrekking der buikspieren, koliekpijnen, waterachtige ontlasting en in de maag alle verschijnselen van vergiftiging; de maag is door ontsteking geprikkeld, de krachten verdwijnen, er ontstaan stuipen, krampen in de kuiten, en de afloop kan doodelijk wezen. Bij aanhoudend gebruik van kleine giften ontwaart men misselijkheid, eene vermeerderde afscheiding der speekselklieren en der slijmvliezen van de spijsvertéringswerktuigen, eene toenemende urine-lozing, een gevoel van matheid, duizeling, trilling der lippen en der ledematen, verbonden met eene flaauwe pols. In zoodanig geval moet men door de keel te kittelen voor eene spoedige ontlasting der maag zorgen, en den patiënt vervolgens in ruime mate laten drinken. Tevens zoekt men de pijnen door opium-praeparaten tot bedaren te brengen.
In de geneeskunde wordt de braakwijnsteen zoowel uit- als inwendig gebruikt. In het eerste geval in een opgelosten toestand of in zalf of pleisters, om de huid te prikkelen en afleiding te bezorgen. De pokpuisten, daardoor ontstaan, wortelen diep in de lederhuid en laten geduchte lidteekens achter. De braakwijnsteen wordt echter meer inwendig toegediend, daar hij de afscheiding van zweet en urine vermeerdert en bij prikkeling der zenuwen eene bedarende werking heeft. Zie verder onder Braakmiddelen.
Tot de praeparaten van braakwijnsteen behooren braakwijnsteenzalf (unguentum Autenriethii), bestaande uit 1 gewigtsdeel braakwijnsteen en 4 gewigtsdeelen vet, die zorgvuldig en lang gewreven worden; deze veroorzaakt roode plekken en pokken op de huid, — braakwijnsteenpleister (emplastrum tartari emetici), uit braakwijnsteen en pek of hars bestaande, die eene dergelijke werking heeft als de zalf, — en voor inwendig gebruik , bepaaldelijk voor kinderen, de braakwijn (vinum stibiatum, vinum antimoniï Huxhami), eene oplossing van een weinig braakwijnsteen in madéra-wijn, waarvan dagelijk 20 tot 40 droppels gegeven worden, om bij verkoudheden enz. de afscheiding van zweet en urine te bevorderen. Om braking te verwekken, wordt iets meer gegeven.