Een Fransch wijsgeer, werd geboren te Lyon den 12den Julij 1813, studeerde te Parijs en in zijne geboortestad, en werd hoogleeraar in de wijsbegeerte, eerst te Orleans en toen te Lyon. In 1841 behaalde hij een prijs bij de Académie des Sciences morales et politiques zijne “Histoire de la philoso-phie cartésienne”, waarvan in 1854 eene tweede uitgave verscheen. In 1856 werd hij president van de Keizerlijke academie in zijne geboortestad, en reeds vroeger had hij er zitting verkregen in den gemeenteraad.
In 1865 werd hij er inspecteur-generaal der universiteit, in het volgende jaar lid der commissie van onderwijs en in 1867 directeur der normaalschool. Eene meer uitgebreide bewerking van de reeds genoemde prijsverhandeling gaf hij, in zijne “Histoire et critique du Cartésianisme”, en van zijne overige geschriften noemen wij “Théorie de la raison impersonnelle (1844)'', “Manuel de l’histoire de la philoso- phie (1845)”, “De l’unité de lâme pensante et du principe vital (1858)”, “Du plaisir et de la douleur”, en vooral zijn boek “Du principe vital et de l'âme pensante, ou examen des diverses doctrines médicales et psychologiques sur les rapports de l’âme et de la vie (1863)”, waarin hij de vraag behandelt of er behalve de ziel eene afzonderlijke levenskracht bestaat, dan wel of die beiden eene enkele kracht vormen, die zich als zelfbewust openbaart bij verstandelijke verrigtingen, maar onbewust werkt in het stoffelijk ligchaam. Bouillier is voorts medearbeider aan het dagblad “La liberté de penser”, en aan de “Dictionnaire des Sciences philosophiques.” Daarenboven heeft hij eenige belangrijke gelegenheids-redevoeringen in het licht gegeven.