Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Borssele

betekenis & definitie

is de naam van een oud-adellijk Zeeuwsch geslacht in Nederland. Van zijne leden vermelden wij:

Wolfert van Borssele, tweede heer van Vere. In 1280 droeg hij zijne heerlijkheid Vere en Zandijk op aan Beatrix, gravin van Holland en ontving die weder van haar in leen, hetwelk door haar gemaal, graaf Floris V, bevestigd werd. Het schijnt, dat de afhan­kelijke toestand van leenman hem verdroot; althans, hij wist den graaf van Vlaanderen over te halen om een inval te doen in de landen van den Graaf van Holland, doch in 1290 verzoende hij zich met Floris V, die hem tot zijn raadsheer benoemde. Na het vermoorden van laatstgenoemden Graaf (1296), wist Wolfert grooten invloed te verkrijgen op diens jeugdigen zoon en opvolger, graaf Jan. Hij misbruikte dien invloed door aan­zienlijke personen uit hunne betrekkingen te verwijderen, zich verbeurd verklaarde goe­deren te doen opdragen en met de grootste willekeur te heerschen. Zelfs was de lands­regering te Vere gevestigd, terwijl Wolfert het nabijgelegen sterke slot Sandenburg be­woonde. Door het beperken van de regten der Hollandsche steden maakte hij zich intusschen bij deze zeer gehaat, en Dordrecht kwam tegen hem in verzet.

Onverwijld sloeg hij het beleg voor die stad, en was voorne­mens om den jongen Graaf naar Zeeland te voeren en van daar eene heirvaart tegen Dordrecht te beschrijven. Wel werd hem dit ernstig ontraden, wèl gevoelde Wolfert, dat hij te ’s Hage niet langer veilig was, maar hij wilde niet afzien van zijne voornemens. Met den jeugdigen Graaf verliet hij in allerijl de residentie, begaf zich naar Vlaardingen en scheepte zich hier in. Wegens windstilte werd hij echter weldra achterhaald, in hech­tenis genomen en te Delft op het Steenhuis gebragt. De zamengeschoolde menigte eischte zijn bloed, en weldra werd hij ongeharnast uit de deur en volgens anderen uit het vens­ter geworpen en terstond vermoord. Dit ge­schiedde op den laten Augustus 1298. Hij was een man van groote bekwaamheid, maar tevens een slaaf van zijne grenzenlooze eer­zucht; om die reden had hij talrijke vijanden, ook onder de aanzienlijksten des lands, die dan ook, zooals blijkt uit den zoen van 1309, in dien moord waren betrokken.

Wolfert van Borssele, één der 4 zonen van den voorgaande. Hij nam deel aan de oorlo­gen met Vlaanderen, trok vervolgens met graaf Willem IV ten strijd tegen de Friezen en kwam met laatstgenoemde op den 26sten of 27sten September 1345 in een gevecht nabij Stavoren om het leven.

Filips van Borssele, heer van Borssele en Kortgene. Hij was uit het geslacht van Kortgene en uit den tak van Vere gesproten. Hij bekleedde onder Willem IV en Jacoba van Beijeren aanzienlijke staatsambten, genoot later de gunst van Filips van Bourgondië en overleed in 1431 zonder mannelijk oir na te laten, zoodat de heerlijkheid Borssele aan de Grafelijkheid verviel.

Hendrik van Borssele, heer van Vere, San­denburg enz. Hij nam in 1405 deel aan de belegering van Hagestein en Everstein, werd in 1426 door Filips van Bourgondië benoemd tot ridder van het Gulden Vlies en in 1428 tot een der 9 raden en tot rekenmeester van Holland, Zeeland en Friesland. Hij bevor­derde den handel, nam zelf daaraan deel, verwierf groote rijkdommen, was opper-houtvester van Holland en werd met aanzienlijke goederen beleend. In 1438 toog hij met eene oorlogsvloot ten strijde tegen de Hanze-steden en behield de overhand op zee.

Hij begaf zich vervolgens naar Frankrijk en diende er als luitenant-admiraal. Zijne dapperheid bij het innemen van Dinant in 1469 werd met kost­bare reliquieën beloond, welke hij aan de kerk te Vere afstond. In 1470 was hij admiraal van Zeeland en werd door Karel de Stoute met 38 schepen uitgezonden tegen den graaf van Warwick. Hendrik van Borssele vervolgde den vlugtenden vijand tot digt bij de kust van Frankrijk, behaalde eene volkomene over­winning, stak de schepen van Warwick ge­deeltelijk in brand en nam 10 van de beste mede, welke hij in Zeeland opbragt. De Koning van Engeland, die desgelijks tegen Warwick oorloogde, beloonde van Borssele door hem tot raad en kamerheer te benoemen en aan Vere onderscheidene regten te verleenen.

Van Borssele overleed op den 17den Februarij 1474 in zeer hoogen ouderdom.

Frank van Borssele, gesproten uit den tak van St. Maertensdijk en wegens zijne betrek­king tot Jacoba van Beijeren meer bekend dan de overige leden van zijn doorluchtig ge­slacht.

Hij werd in 1425 door hertog Jan van Brabant aangesteld tot stadhouder van Holland.

In 1425 was hij generaal en overste kapitein van Zeeland en nam deel aan het gevecht tusschen Filips de Goede, hertog van Bourgondië, en Humfrey, hertog van Glocester, waarbij hij eerstgenoemde, die reeds omsin­geld was, hielp ontzetten en zelf door eene pijl gewond werd. Bij die gelegenheid ont­ving hij den ridderslag, en in 1430 werd hij op nieuw aangesteld tot stadhouder van Hol­land- en Zeeland. Hij was een man van een ongemeen gunstig voorkomen, gezellig en hoffelijk en met grooten rijkdom bedeeld. Toe­vallig kwam hij in de gelegenheid om met dezen laatste de rampspoedige gravin Jacoba van Beijeren bij te staan, aan wie hij zoo sterk beviel, dat zij, in weêrwil van hare belofte aan Filips van Bourgondië, om zon­der zijne toestemming niet in den echt te treden, in 1433 een geheim huwelijk met hem sloot. Dit wekte den naijver der Hol­landsche edelen, en Filips, weldra van alles onderrigt, maar zich onwetend houdende, noodigde zijn stadhouder naar ’s Hage, deed hem in hechtenis nemen en overbrengen naar het slot te Rupelmonde in Vlaanderen.

Ter­wijl van Borssele aldaar met den slotvoogd aan het verkeerbord zat, ontving deze een brief van Filips met den last, om den ge­vangene ter dood te brengen. Van Borssele bemerkte de verslagenheid van den man we­gens dat schrijven en kwam den inhoud te weten. Het gelukte hem, den slotvoogd over te halen, om daaraan niet dadelijk gevolg te geven, maar hem in den kerker op te slui­ten en aan den Hertog het berigt te bren­gen, dat hij onthoofd was. Betoonde Filips dan geen berouw, zoo kon hij — de slotvoogd — daarna het vonnis toch uitvoeren. Filips, van den man hoorende, dat van Borssele gedood was, riep wanhopig uit: “Wat heb ik ge­daan!” en nu viel de ander op zijne knieën en beleed, dat hij den gevangene gespaard had, hetwelk met de meeste blijdschap ver­nomen werd.

Intusschen zat Jacoba niet stil. Zoodra het gerucht der gevangenschap van haren gelief­den Frank haar ter ooren kwam, verzamelde zjj eene vloot, waarmede zij langs de Schelde naar Rupelmonde stevende, om hem te be­vrijden. Reeds was de Hertog met krijgsvolk aldaar aangekomen, en weldra kwam eene over­eenkomst tot stand, waarbij zij de graafschap­pen Henegouwen, Holland en Zeeland aan Filips overdroeg, terwijl zij slechts de heer­lijkheden Voorne, Zuid-Beveland en Tholen, alsmede voor levenslang de tollen van Hol­land en Zeeland behield. Daarna werd van Borssele op vrije voeten gesteld en later met den titel van graaf van Oostervant en in 1445 met de orde van het Gulden Vlies begiftigd.

Hij was geen stadhouder meer, maar het houtvesterschap van alle woeste gronden van Hol­land en van den Haarlemmer Hout, aan Jacoba toebedeeld, werd door deze aan haren echt­genoot afgestaan. Het huwelijk werd hierop in het openbaar gesloten en Jacoba schonk hem daarbij de heerlijkheden Oost- en West-Voorne benevens Borssele — ’t geen door Filips in 1435 bekrachtigd werd. Slechts een 3-tal jaren hieven zij vereenigd, daar Jacoba den 8sten October 1436 overleed. Frank van Borssele bleef vervolgens in groot aanzien bij Filips en later bij diens zoon Karei de Stoute, en genoot wegens zijne uitmuntende eigenschappen de algemeene achting en toe­genegenheid. Hij hield gewoonlijk te Brielle zijn verblijf, en stierf den 19den November 1470.

Wolfert van Borssele, heer van Vere, Sandenburg enz. Deze huwde met de Schotsche prinses Maria, eene zuster van koning Jacobus I, die hem het graafschap Bouchane in Schotland medebragt. In 1467 nam hij deel aan de verovering van Dinant en in 1468 aan die van St. Truijen, Luik enz., waarbij hij door Karei de Stoute tot ridder werd ge­slagen.

Hij was voorts, in 1470 luitenant en kapitein-generaal van de vloot, en in 1477 stadhouder van Holland, Zeeland en Friesland voor Maria van Bourgondië. Ook werd hij gezant bij Lodewijk XI, koning van Frank­rijk en ontving in 1478 de orde van het Gulden Vlies. Het woeden der Hoeksche en Kabeljaauwsche twisten verdroot hem ongemeen, zoodat hij in 1480 het stadhouders-ambt nederlegde. Tevens werd zijne stad Vere op eene willekeurige wijze bezet, en dit alles kwelde hem zoozeer, dat hij ziek werd en den 14den April 1487 overleed, geen mannelijk oir uit zijn eerste huwelijk en ook niet uit zijn tweede met Charlotte van Bourbon achterlatende.

Anna van Borssele, eene dochter van den voorgaande uit zijn tweede huwelijk. Zij ver­bond zich in 1481 in den echt met Filips van Bourgondië, een zoon van Antonie van Bour­gondië en vertrouwde de opvoeding van haren zoon Adolf, die in 1489 geboren werd, toe aan Cornelis Battus, een Zweedsch Kroniek­schrijver, en aan den bekenden Desiderius Erasmus. Zij wordt zeer geroemd, zoowel om hare deugden als om hare geleerdheid. Zij overleed den 18den December 1518.

Voorts vinden wij nog vele van Borssele's vermeld, die in de 17de en 18de eeuw in het bezit waren der hoogste staatsambten, zon­der zich juist door merkwaardige daden of geschriften te onderscheiden.

< >