Onder dezen naam vermelden wij:
Bonifacius, een Romeinsch veldheer, die naast Aëtius als de grootste bevelhebber van het West-Romeinsche rijk wordt beschouwd. Hij was aanvoerder der troepen in Afrika, en verwierf aldaar door zijne regtvaardigheid en door zijn ijver voor het Christendom de vriendschap van den kerkvader Augustinus. Hij werd door zijn mededinger Aëtius bjj het Romeinsche hof te Ravenna verdacht gemaakt van verraad, en wijl hij het hof niet vertrouwde, weigerde hij, aldaar te verschijnen, versloeg de tegen hem afgezondene krijgslieden en riep, te vergeefs door Augustinus gewaarschuwd, de hulp in der Wandalen in Spanje. Deze trokken in Mei 429 onder aanvoering van Genserik naar Afrika en maakten er zich meester van de Romeinsche gewesten. Wél zocht Bonifacius hen te verdrijven (430), maar hij leed de nederlaag en ontkwam ter naauwernood naar Italië. Hjj verzoende zich met het Keizerlijk hof en ontving van keizerin Placidia, die in naam van haren zoon Valentinianus III regeerde, op nieuw de waardigheid van patriciër en van opperbevelhebber van het Romeinsche leger. Niet lang daarna (432) trok Aëtius tegen hem op, en in den toen geleverden veldslag werd Bonifacius doodelijk gewond.
St. Bonifacius, den apostel der Duitschers, vooral der Thüringers. Hij werd geboren in 680 te Kirton bij Exeter in Engeland en ontving bij den doop den naam van Winfried. Hij werd in de kloosters der Benedictijnen opgevoed en gevoelde zich geroepen tot verkondiging van het Christendom. Nadat hij in 716 vruchtelooze pogingen had aangewend, om de Heidenen te bekeeren, begaf hij zich 2 jaren later naar Rome, waar paus Gregorius II hem wijdde tot evangelie-prediker onder de Duitschers. Door Beijeren trok hij naar Thüringen, en van hier weder naar Friesland, waar de dood van koning Radbout zijne voornemens scheen te begunstigen. Zijne verwachtingen werden echter niet bevredigd, zoodat hij zich in 722 weder naar Duitschland begaf, de Hessen tot bekeering riep, het klooster Amoeneburg stichtte en ten tweeden male naar Rome reisde. Daar wijdde de Paus hem op den 30sten November 723 tot bisschop der door hem gestichte Christelijke gemeenten, terwijl hij daarentegen den eed van gehoorzaamheid aan den Paus aflegde.
Door laatstgenoemde werd hij aanbevolen aan Karel Martel, den majordomus van het Fransche rijk, en deze verschafte hem brieven van vrijgeleide in Duitschland. In 724 was Bonifacius weder in Hessen, waar hij den heiligen eik bij Geismar velde, en vervolgens in Thüringen, waar hij te Altenberga, 3 uren gaans van Gotha, de Joannes-kerk — de oudste kerk van Thüringen — stichtte. Hij vertoefde 12 jaren in dat land, en volbragt in 738 ten derden male eene reis naar Rome. Een paar jaar later in Duitschland teruggekeerd, stichtte hij er de bisdommen Passau, Freisingen en Regensburg, herstelde dat van Salzburg, begaf zich voorts wederom naar Thüringen en Hessen en werd er de grondlegger der bisdommen Würzburg, Eichstadt, Bamberg, Erfurt en Fulda (744). Geholpen door de zonen van Karel Martel, belegde hij ook twee kerkvergaderingen (742 en 743) tot bevestiging van de kerkelijke tucht. In 745 werd hij met toestemming van den Paus door Pipijn de Korte tot aartsbisschop van Mainz en primaat der Duitsche kerk benoemd. Daarentegen bevorderde hij de troonsbeklimming van dezen en zalfde hem tot koning.
In 754 vertrouwde de moedige geloofsheld het opzigt in zijn bisdom toe aan zijn vriend Lullus en reisde wederom naar Friesland, om de inwoners tot bekeering te brengen. Daar echter werd hij in de nabijheid van Dokkum — vermoedelijk te Murmerwoude (Moordenaarswoude) — op den 5den Junij 755 door de Friesche Heidenen om het leven gebragt. De Christenen bragten het lijk naar Fulda, waar het in de krypt van den dom werd bijgezet. In 1842 verrees ter zijner eer te Fulda een gedenkteeken, door professor Henschel te Cassel vervaardigd. Men is van meening, dat hij onderscheidene werken geschreven heeft; dit althans is zeker, dat zijne “Brieven (Epistolae s. Bonifacii Martyris)” bij herhaling uitgegeven en zeer belangrijk zijn.
Negen pausen van dien naam, te weten:
Sanctus Bonifacius I, bisschop te Rome van 418 tot 422. Hij was de eerste, die verkondigde, dat de bisschop te Rome de eerste bisschop der Christenheid is, en werd onder de heiligen opgenomen.
Bonifacius II, een Goth van afkomst en bisschop te Rome van 530 tot 532. Hij heeft het besluit uitgevaardigd, door eene kerkvergadering te Rome bevestigd, dat elke paus, ter vermijding van alle verkiezingslisten, zelf zijn opvolger benoemen moest, — een besluit, hetwelk hij-zelf kort daarna eene heiligschennis noemde, terwijl hij het tegelijk met de daarop betrekking hebbende bul vernietigde.
Bonifacius III, een Griek, die van Februarij tot November 607 den bisschoppelijken zetel te Rome bekleedde en van den Griekschen keizer Phocas den titel ontving van “Algemeenen bisschop der Christenheid."
Bonifacius IV, die van 608 tot 615 regeerde.
Bonifacius V, bisschop te Rome van 619 tot 625.
Bonifacius VI, die in 896 slechts 19 dagen den pauseljjken stoel bekleedde.
Bonifacius VII, eigenlijk Franco, kardinaal-diaken en schuldig gehouden aan den dood van Benedictus VI en Johannes XIV. Hij bezat in 974 slechts ééne maand de pauselijke waardigheid, ging vervolgens naar Constantinopel en plaatste zich van 984 tot 985 weder op den pauselijken zetel. Hij overleed in laatstgenoemd jaar en was zóó gehaat, dat het volk zijn lijk langs de straten sleepte.
Bonifacius VIII, eigenlijk Benedetto de Lifredo de Guatani, te Anagni uit een Catalonisch geslacht geboren. Hij studeerde in de regten, vestigde zich eerst te Parijs en te Lyon, en werd daarna advocaat van het Consistorie en Pauselijk protonotarius te Rome. Martinus IV verhief hem in 1281 tot kardinaal en zond hem als legaat naar Sicilië en Portugal. Nadat deze vervolgens Coelestinus bewogen had, om afstand te doen van de Pauselijke waardigheid, werd hij zelf tot Paus gekozen. Bij het aanvaarden van die betrekking hielden de Koningen van Hongarije en van Sicilië de teugels vast van zijn paard en bedienden hem met gekroonde hoofden aan de tafel. In overeenstemming met Gregorius VII en Innocentius III verkondigde hij de leer, dat God aan de Pausen de magt geschonken heeft, om naar willekeur koningskroonen uit te deelen en over alle menschen heerschappij te voeren.
Daarom verwisselde hij de enkele pauselijke kroon met eene dubbele en veroorloofde zich allerlei wijzigingen in de verhouding van vorsten en volkeren. Prins Robert van Napels benoemde hij tot koning van Hongarije, den Hertog van Groot-Polen schonk hij den titel van koning, en koning Jacobus van Aragon beleende hij met de eilanden Corsica en Sardinië, terwijl hij aan de koningen van Frankrijk en Engeland gebood, vrede te sluiten, en de kroon van het Duitsche rijk voor een pauseljjk leen verklaarde. Doch toen hij zich verzette tegen Philippus IV, koning van Frankrijk en dientengevolge hem in den ban deed en het interdict over Frankrijk uitsprak, verloor hij zijn gezag. Philippus beriep zich op een algemeen concilie en deed door zijn kanselier Nogaret den Paus te Anagni overvallen en gevangen nemen (1303). Wél werd hij spoedig door het volk op vrije voeten gesteld, zoodat hij Rome weder bereiken kon, maar de gebeurtenissen hadden hem zóó geschokt , dat hij kort daarna overleed (3 October 1303). Hij is degene, die het Roomsche jubeljaar (zie onder dit woord) verordend heeft.
Bonifacius IX, eigenlijk Piétro Tomacelli. Deze, te Napels geboren, werd in 1389 te Rome tot opvolger van Urbanus VI gekozen, terwijl Clemens VII zich te Avignon ophield. Volgens getuigenis van sommigen zocht hij door het verleenen van dispensatie en aflaat veel geld te verzamelen, hetwelk vervolgens gedeeltelijk gebruikt werd om zijne bloedverwanten te verrijken, gedeeltelijk om den Engelenburg en het Capitool in sterke vestingen te herscheppen. Aan den jeugdigen Ladislaus van Hongarije bezorgde hij de kroon van Napels, en hij verzette zich tegen het gezag der Visconti te Milaan.
Om eerstgenoemde tegen Lodewijk van Anjou te beschermen, moest hij een groot gedeelte van zijn gebied aan magtige vorsten als leengoed afstaan, en op deze wijze is Ferrara aan het huis Este ten deel gevallen. In de jaren 1391 en 1394 werd hij uit Rome verdreven, en hij weigerde terug te keeren — ’t geen voor de viering van het jubeljaar 1400 volstrekt noodig was — voordat de Romeinen zich in 1399 onderworpen hadden. Daarna heerschte hij te Rome met onbeperkt gezag, maar het gelukte hem niet, zich het uitsluitend bezit der Pauselijke waardigheid te verschaffen. Na den dood van Clemens VIl (1394) werd te Avignon Benedictus XIII gekozen. Bonifacius overleed den 1sten October 1404.
Eindelijk vermelden wij nog Bonifacius, markgraaf van Montferrat. Deze nam in 1202 deel aan de kruistogten, onderscheidde zich door zijne dapperheid bij de verovering van Constantinopel en verkreeg Macedonië en Thessalië met den titel van koning van Thessalië. Hij sneuvelde in 1207 in een gevecht tegen de Boelgaren, getroffen door eene vergiftige pijl.