Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bon-Compagni

betekenis & definitie

Bon-Compagni (Carlo), een Italiaansch staatsman, werd geboren den 25sten Julij 1804 te Saluggia in Piémont en bezocht te Flo­rence met Antonelli, Inghirami, Bersanti en Barsottini dezelfde school. Na den val van het Keizerrijk begaf hij zich naar Turijn, studeerde er in de regten en werd ambtenaar van den Staat. Achtereenvolgens was hij substituut-armen-advocaat, fiscaal te Pallanza en substituut-procureur-generaal te Turijn, en in 1838 met zijn vriend Cavour lid van de com­missie voor statistiek, terwijl hij in 1845 senator werd.

Hij heeft vooral veel gedaan voor het volks-onderwijs. Hij werkte met kracht tegen den invloed der geestelijkheid op de scholen, en is de steller van het Ko­ninklijk patent van 1 Augustus 1845 omtrent de organisatie van het onderwijs. Alfiéri, in die dagen met de zaken van het onderwijs belast, benoemde hem tot zijn helper, en koning Carlo Alberto verhief hem na de in­voering der constitutie tot minister van On­derwijs. Van hem is de organische onderwijs­wet van 4 October 1848, waardoor het oude stelsel afgschaft en de school aan wereldlijk toezigt onderwerpen werd, terwijl de Jezuïeten-collegies door Nationale collegies wer­den vervangen. Toen echter de studenten opheffing vroegen van het verbod, om aan staatkundige vereenigingen deel te nemen, verklaarde hij zich daartegen, en toen de Kamer hun verzoek inwilligde, trad hij af. Hij werd voorts door de regering naar Rome gezonden, waar hij voor de onafhankelijkheid van Italië werkzaam was en na de nederlaag van Novara onderhandelden hij en Dabormida over den vrede. Den 17den December 1851 hield hij als afgevaardigde in de Kamer zijne beroemde redevoering over de wet op de drukpers. Niet lang daarna werd hij minister van Justitie, en eene wet op het huwelijk bragt hem in conflict met Rome.

Nadat het ministérie d’Azeglio was afgetreden, werd hij lid van het kabinet Cavour (1853) en bekleedde tevens tot in 1857 de betrekking van voor­zitter der Kamer. In laatstgenoemd jaar werd hij gezant te Florence, om den Groot-hertog tot hervormingen in vrijzinnigen geest te bewegen. Toen hij den 27sten April 1859 met den Groot-hertog aan de speeltafel zat en na middernacht oprees, zeide hij, dat alle her­vormingen nu te laat kwamen, daar de revo­lutie gereed was. Een aanbod, om er lid te worden van het voorloopig bestuur, wees hjj van de hand, maar hij bleef er werkzaam als gemagtigde des Konings. Na den vrede van Villafranca werd hij teruggeroepen, maar hij keerde later weder derwaarts.

Na de annexatie verliet hij het staatstooneel en schreef zijn werk “Sulla potenze temporale del Papa (Over de wereldlijke magt van den Paus)”. In October 1870 plaatste Victor Emanuël hem aan het hoofd eener commissie van onderzoek naar de waarborgen voor de geestelijke heer­schappij van den Paus, bij welke gelegenheid Bon-Compagni een wetsontwerp inleverde ter regeling van de betrekking tusschen Kerk en Staat. Hierna keerde hij terug tot het ambte­loos leven. Behalve een aantal politieke bro­chures heeft hij eene “Storia della letteratura Christiana degli undici primi secoli (Geschie­denis van de Christelijke letterkunde der eerste elf eeuwen)”, eene “Introduzzione alla scienza del diritte (Inleiding tot de regtswetenschap)” enz. geschreven, terwijl hij tevens sedert 1834 als dagbladschrijver ijverig werkzaam was en deel had aan de redactie van een regtsgeleerd tijdschrift.

< >