Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bolivar (Simon)

betekenis & definitie

Bolivar (Simon), bijgenaamd el Libertador (de Bevrijder), de Washington van Zuid-Amerika, dat hij van het Spaansche juk be­vrijdde , werd geboren te Caraccas den 24sten Julij 1783. Hij was de telg van een oud- adellijken Spaanschen stam, verloor reeds vroeg zijne ouders en werd door zijn oom, den markies de Palacios, opgevoed. Als kreool of in de Amerikaansche koloniën ge­borene mogt hij het eene bijzondere gunst der Spaansche regering achten, dat hem werd toegestaan, te Madrid in de regten te studéren en eene reis door Europa te vol­brengen.

Gedurende zijn verblijf te Parijs maakte hij ijverig gebruik van het onderwijs aan de Normaalschool en aan de Polytechnische school. Hij leerde er von Humboldt en Bonpland kennen en deed met deze twee merk­waardige mannen een togt door Duitschland, Italië en Engeland. In 1803 trad hij te Ma­drid in het huwelijk met de schoone zestien­jarige dochter van Bernardo del Toro, mar­kies van Ustariz en keerde naar Amerika terug. Hier werd zijne echtgenoote het slagt­offer van de gele koorts, en Bolivar begaf zich in 1804 weder naar Parijs, waar de krooning van Napoleon een diepen indruk op hem maakte. Na zijn terugkeer in zijn vader­land (1809) bezocht hij de Vereenigde Staten, leerde er den weldadigen invloed kennen van vrijzinnige instellingen, en het lang gekoes­terde plan, om zijn geboortegrond te bevrij­den, kwam tot rijpheid. Hij verbond zich te Venezuéla met de patriotten, en toen Carac­cas den 19den April 1810 in opstand kwam, zond de Junta hem naar Londen, vanwaar hij met een voorraad wapenen terugkeerde. Hij streed als luitenant-kolonel onder Miranda, maar toen de Spanjaarden, na den val van dezen, Venezuéla veroverden, moest hij op het eiland Curaçao eene wijkplaats zoeken.

Intusschen bevond hij zich in September 1812 alweder onder de opstandelingen van Nieuw-Granada en werd weldra de ziel van den bevrijdings-oorlog, waaraan hij een groot deel van zijn vermogen ten offer bragt. Vertoornd over de wreedheid der Spanjaarden, ver­klaarde hij hun in Januarij 1813 een oorlog op leven en dood. De Koninklijke troepen werden bij Niquitao, Betisoque, Carache, Barquisemeto, Varinas en Lostaguanes ge­slagen, Caraccas capituleerde, en den 4den Augustus 1813 trok Bolivar als overwinnaar in de hoofdstad van Venezuéla. Hjj werd er als bevrijder begroet en met de hoogste bur­gerlijke en militaire magt bekleed. Daarna bragt hij aan de Koninklijke troepen de ne­derlaag toe bij Viriginia, Barbula en Araure. Het Nationaal Congres, inmiddels te zamen gekomen, was ijverzuchtig op zijne magt en gebood hem, het burgerlijk gezag te herstel­len, doch Bolivar vond het ongeraden, de dictatuur, terstond neder te leggen. Daar zijn dralen een ongunstigen indruk maakte, riep hij den 2den Januarij 1814 eene Algemeene Vergadering bijeen, deed aan deze rekenschap van zijne handelingen en bood zijn ontslag aan.

Dit werd niet alleen niet aangenomen, maar hij zag zich bekleed met eene onbe­perkte magt totdat Nieuw-Granada met Ve­nezuéla vereenigd zou wezen. Toen vervol­gens de Spanjaarden van Venezuéla de slaven tegen hunne meesters in het harnas joegen en op die wijze den burgeroorlog in zjjne vreeselijkste gedaante te voorschijn riepen, besefte Bolivar, dat zijne strijdmagt niet groot genoeg was, om aan die der slaven­benden, onder bevel van Boves, Varinas, Bosette enz., weerstand te bieden. Daaren­boven vreesde hij voor een nieuwen opstand der Koningsgezinden, geholpen door de ge­vangen genomen officieren, te Caraccas en La Guira. Wanhopig wegens de gruwelen der Spanjaarden, deed hij 800 Spaansche ge­vangenen ter dood brengen, waarna de com­mandant van Porto Cavallo honderde patri­otten vermoordde.

Nu rukte Bolivar op tegen Boves en versloeg hem bij Vittoria, terwijl hij vervolgens ook aan de andere aanvoer­ders der slaven de nederlaag toebragt. Daarbij verloor hij evenwel het beste gedeelte van zijne troepen, terwijl Boves en Rosette ver­sterking kregen en wederom in de provincie Caraccas vielen. Thans snelde generaal Marino van Cumana Bolivar te hulp, en zij behaal­den op de Koninklijke troepen belangrijke overwinningen, zoodat deze de belegering van Valencia moesten opbreken, waarna Boves naar Llanos terugtrok. Den 28sten Mei 1814 werd er wederom een slag geleverd, waarin de Spanjaarden het onderspit dolven, van een aanzienlijken krijgsvoorraad beroofd werden en 400 man gevangenen achterlieten.

Bolivar verdeelde nu zijn leger in 3 afdeelingen. Twee daarvan zouden Coro en San Fernando en de provincie Varinas te gelijkertijd aantasten, terwijl hij met zijne divisie zich sterk genoeg waande, om aan Boves het hoofd te bieden. Deze magtsverdeeling was een misslag, die Venezuéla op nieuw in de handen der Spanjaarden bragt. Het corps van Bolivar werd door de overmagt van Boves bijna geheel en al ver­nietigd (11 Junij 1814), zoodat hij de wijk moest nemen naar Cumana. Boves deed in Julij 1814 zijn intogt in Caraccas en La Guira, vervolgde de republikeinen tot aan Barcelona en versloeg hen bij Arguita. Ten gevolge van deze rampen, was de achting voor Bolivar zoozeer gedaald, dat zelfs de bevelhebber der vloot hem gehoorzaamheid weigerde.

Nu ging hij met zijne getrouwe makkers scheep naar Cartagéna en begaf zich naar Tunja, om aan de Geconfedereerde ge­westen van Nieuw-Granada zijne diensten aan te bieden. Hij ontving er het opperbevel over het leger, bezette Bogota en bevrijdde de provincie Cundinamarca. Inwendige ver­deeldheid echter verijdelde de belegering van Cartagéna, en toen de Spaansche generaal Morillo in Maart 1815 met nieuwe troepen aan land stapte, zag Bolivar zich genood­zaakt, om naar Jamaica de wijk te nemen en hier versterking te zoeken. Van Kingston, waar een door Spanje gehuurde sluipmoor­denaar hem om het leven wilde brengen, maar bij vergissing een ander doorstak, be­gaf hij zich naar Haïti, waar hij de gevlugte opstandelingen verzamelde, waarna hij met hen in December 1816 het eiland Margarita bereikte. Als opperhoofd der republiek Vene­zuéla belegde hij daar een congres, benoemde er eene regering en verkondigde er de af­schaffing der slavernij, tevens zijne eigene slaven in vrijheid stellende.

In de beide volgende jaren behaalden Bo­livar, Paez en Santander zoovele voordeelen op Morillo, dat den 15den Februarij 1819 het congrès te Angostura geopend kon worden, waar Bolivar een ontwerp-grondwet ter tafel bragt en uit eigen beweging het gezag nederlegde, hetwelk men hem had opgedragen. Daar echter het land nog altijd behoefte had aan een krachtig bestuur, liet hij zich over­halen, om als president-bevrijder voorloopig de dictatoriale magt te behouden. Hij bleef den oorlog met ijver voortzetten en voerde het leger in Junij van laatstgenoemd jaar langs ongebaande wegen over de Cordilleras naar Nieuw-Granada, veroverde Tunja en sloeg de Spanjaarden bjj Bochica, zoodat geheel Nieuw-Granada bevrijd werd, waarna hij tot president van dien Staat benoemd werd. Na vereenigde hij Venezuéla en Nieuw-Granadu tot eene republiek, waaraan hij den naam “Columbia” gaf, dwong generaal Morillo tot den wapenstilstand van Truxillo (25 Novem­ber 1820), behaalde na afloop daarvan eene overwinning op generaal Latorre bij Calabosa (24 Junij 1821) en bevrijdde het geheele land van het Spaansche juk. In diezelfde maand koos het congrès van Columbia, te Bogota vergaderd, den zegepralenden veldheer, on­danks zijne weigering, nogmaals tot president. Daarna voltooide hij in 1823 en 1824, vooral door den slag bij Junin en door de nederlaag van generaal Sucre bij Ayacucho, de bevrijding van Opper- en Beneden-Peru, dat hem met dictatoriaal gezag bekleedde en onder den naam “Bolivia” een zelfstandigen staat vormde.

In het jaar 1826 legde Bolivar de voorzitterswaardigheid neder en riep een congrès bij­een te Lima; voorts sloot hij verdragen met verschillende Amerikaansche Staten, belegde een Amerikaansch congrès te Panama, en werd reeds in Maart van dat jaar weder tot president der republiek Columbia gekozen. Wèl gaf hij in 1827 zijn voornemen te ken­nen, om die betrekking neder te leggen, afkeerig als hjj was van alle aanmatiging van magt, maar in Augustus 1828 werd hij door zijne aanhangers op nieuw gekozen en met nagenoeg onbeperkt gezag bekleed. Hij ver­ijdelde op den 25steni September daaraanvol­gende eene zamenzwering tegen zijn leven door met beradenheid het gevaar te trotse­ren, de aanleggers te fusilléren en Santander met 70 anderen in ballingschap te zenden. Bolivar spande voorts al zijne krachten in om de verderfelijke aanslagen zijner vijanden, tevens vijanden des vaderlands, schipbreuk te doen lijden. Toch vermeerderde het aantal zijner tegenstanders en klom het gevaar. Daar hij zich ook in Peru den 27sten Augustus 1827 de keuze tot president voor levenslang had laten welgevallen, aan het congrès van Bolivia den “Code Boliviano” opdrong, die niet overal van republikeinsche beginselen doordrongen was, en hij in Columbia de vrijheid der druk­pers beperkte en de kloosterscholen in be­scherming nam, beschuldigde men hem van monarchale plannen. Peru verklaarde den dictator van Columbia den oorlog, en toen Bolivar naar de grenzen trok, ontstond er een oproer in zijne geboorteplaats Caraccas (25 November 1829). In eene volksvergade­ring werd besloten, dat Venezuela zich van de unie zou losrukken.

Generaal Cordova, de gunsteling van Bolivar, werd afvallig vnn zijn weldoener en verhief de vaan van den opstand. Inmiddels vergaderde in Januarij 1830 het Nationaal Congrès te Bogota. Bolivar drong op nieuw aan op zijn ontslag, hetwelk hem ditmaal verleend werd, en hij keerde terug tot het ambteloos leven, achtervolgd door de erkentelijkheid des volks. Tevens verzocht het Congrès, dat hjj mogt goedvin­den , een jaargeld van 30000 piasters aan te nemen. Hij verliet Bogota den 9den Mei en wilde zich naar Engeland inschepen, maar zijne aanhangers bewogen hem, om van die reis af te zien.

Hij gevoelde zich ziek van ver­moeienis en begaf zich in November naar een zijner vrienden, den bisschop van Santa Marta. Hier werd hij ernstig ongesteld en zag met kalmte den dood tegemoet. Zijne laatste woorden waren wenschen voor de vrijheid van zijn vaderland. Met de woorden “Eendragt, eendragt, — anders zal de hydra van de tweedragt ons ten verderve voeren!” overleed hij den 17den December 1830 op een buitenverblijf te San Pedro.

Bolivar was middelmatig van grootte; hij bezat een regelmatig gelaat, vol uitdrukking en leven, en zijne manieren waren zeer aan­genaam. Hjj was welsprekend, werkzaam, eergierig, en tevens bedeeld met een stout­moedig en ondernemend karakter. Wèl waren er onder zijne vijanden, die beweerden, dat hij de vrijheid wilde opofferen aan zijne eer­zucht, maar anderen betuigen, dat daarvoor geenerlei bewijs te vinden is. Hij was een Washington, zoo als men dien in Zuid-Amerika verwachten kan. In 1832 is volgens het be­sluit van het Congrès van Nieuw-Granada zijn stoffelijk overschot met groote plegtigheid van Santa Marta overgebragt naar zijne geboorteplaats Caraccas, waar men ter eere van den grooten Bevrijder een triumfboog heeft doen verrijzen. — Zijne brieven zijn in 1865 te New-York in het licht gegeven, en zijne levensgeschiedenis is geschreven door Felipe Larrazabal (2 dln, New-York, 1866).