Bogota of Santa Fé de Bogota is de hoofdstad van de Zuid-Amerikaansche republiek Nieuw-Granada en van het departement Cundinamarca. Zij ligt 2700 Red. el boven de oppervlakte der zee op eene hoogvlakte, en aan den linkeroever van de evenzoo genoemde rivier, eene zij-rivier van den Magdalena- stroom, — voorts is zij aan de oostzijde door de Cordillera en tusschen de bergen Montserrat en Guadeloupe ingesloten. Hare hooge ligging verschaft haar een gezond klimaat zonder den verbouw van alle Europésche graansoorten te verhinderen.
Daar zij vele kloosters en tuinen bevat, heeft zij een aanmerkelijken omvang. Voorts zijn er regte straten, 4 pleinen en, wegens de aardbevingen, meestal huizen zonder bovenverdieping. Aan de markt verheffen zich het gouvernementsgebouw, het tolhuis en de prachtige hoofdkerk, waarin zich een kostbaar versierd standbeeld der Heilige Maagd bevindt. Daarenboven zijn er nog 29 kerken, eene universiteit met eene boekerij en een muséum voor natuurlijke historie, eene sterrewacht, onderscheidene gymnasiën, een muntgebouw, een schouwburg enz. Hare haven is Bodega de Bogota aan de Magdalena-rivier.
Bogota werd in 1538 door Quesada gesticht, ontwikkelde zich voorspoedig, en werd in 1811 de hoofdstad van Nieuw-Granada en de zetel van het Congrès. Wèl veroverden de Spanjaarden onder Morillo in Junij 1816 de stad, maar deze werd hun in 1819 door Bolivar weder ontrukt, en nu werd zij de hoofdstad der Vereenigde Republiek Columbia, totdat deze zich reeds in 1831 weder in 3 Staten verdeelde.
De hoogvlakte van Bogota, tot het oostelijk gedeelte der Andes-keten behoorend, is van het noorden naar het zuiden 9½ geogr. mijl lang en bijna 5 breed. Zij heeft het voorkomen van eene horizontale vlakte en is volgens de sage des lands de bodem van een droog-geworden meer. Merkwaardig is er de prachtige waterval der Tequendama, — voorts een oord, waar talrijke beenderen van mastodonten worden gevonden, het meer Guatavita en het dal van Icononzo, waar de natuur twee rotsbruggen over eene bruisende beek heeft gebouwd. De Bogota-rivier (Rio de Bogota) ontspringt in bovenvermeld meer en vormt den reeds genoemden waterval, waar zij zich van een loodregten rotswand ter hoogte van 200 Ned. el in een donkeren ketel stort. In de omstreken der stad Bogota bevinden zich goud- en zilvermijnen, steenzout- en steenkolen-lagen en ook eene belangrijke smaragd-groeve.