Onder dezen naam vermelden wij:
Nicolaas Boelens, een ervaren Nederlandsch geneesheer. Hij werd geboren te Hoorn den 17den Januarij 1550, studeerde te Leuven en aan onderscheidene Fransche hoogescholen, deed eene reis door Duitschland en Italië, vestigde zich in zijne geboortestad, werd in 1577 wegens Noord-Holland ais lid van den Raad van State afgevaardigd naar ’s Hage, werd vervolgens schout van Hoorn en advocaat-fiscaal der Admiraliteit in het Noorderkwartier, en overleed op den 26sten Februarij 1615. Hij was een schrander taalkenner en heeft Latijnsche puntdichten geschreven.
Allert Boelens, een zoon van den voorgaande. Hij was desgelijks schout van Hoorn en aanvankelijk een groot voorstander der Remonstranten. Toen deze echter het onderspit dolven, werd hij hun ijverige vervolger. Toen hij in 1619 een huis had doen omsingelen, waar de Remonstranten zich vereenigd hadden en er binnentrad, vond hij er zijne beide zusters. Hij trof de oudste aan in een donkeren gang en aan hare kleeding bemerkende, dat zij geene vrouw van geringen stand was, noodzaakte hij haar om te spreken. Zij barstte nu los in eene zoo ernstige toespraak, dat haar broeder beschaamd werd en haar ongehinderd liet vertrekken. Hij overleed in 1624.
Boalardus Augustinus van Boelens, een Friesch dichter. Hij werd geboren in 1722. Een uitvoerig dichtstuk van zijne hand, “de Winter” getiteld, is door de bemoeijing van zijn vriend Hessel Vegilin van Claerbergen uitgegeven, hoewel niet met zijn naam, maar met dien van B. Bornius Alvaarsma voorzien. Het is met andere gedichten van dezelfde hand opgenomen in de “Honigbij.” Hij overleed te Hardegarjjp den 9den November 1777. — Zijn zoon Ayzo werd in 1801 raad in het Hof van Justitie in Friesland, en zijn tweede zoon Ambrosius Ayzo, geboren te Hardegarijp den 10den Maart, 1766 werd in 1800 lid van het Departementaal bestuur van de Eems, in 1801 raadsheer in het Hof van Friesland, in 1812 president van de regtbank te Heerenveen, in 1825 lid van de Staten-Generaal, en in 1881 grietman van Opsterland. Hij was ridder van de Orde van den Nederlandschen leeuw, en overleed den 30sten November 1834.