De baard bedekt in den regel sommige gedeelten van het aangezigt van mannelijke personen. Naar gelang de baardharen de bovenlip, den kin of de wangen bekleeden, onderscheidt men een knevel, kinbaard en bakkebaard, terwijl de beide laatste te zamen een ringbaard vormen. Van ouds — gelijk thans nog vooral in het Oosten — is de baard beschouwd als een sieraad van het mannelijk geslacht.
Toch is het scheren reeds vroeg in zwang gekomen. De oude Grieken ontdeden zich eerst van den knevel en ten tijde van Alexander de Groote van den geheelen baard. Bij de Romeinen heeft men in verschillende tijdperken nu eens den baard laten groeijen, dan weder dien door het scheermes doen verdwijnen, — en in den nieuweren tijd in Frankrijk desgelijks. In Rusland heeft Peter de Groote door het invoeren eener baardbelasting oorlog gevoerd tegen de niet zeer keurig verzorgde baarden zijner onderdanen. Een twintig jaar geleden was de baard een getuigenis van democratische gevoelens, — thans echter ziet men ook conservatieven met fraaije baarden.
De geschiedenis maakt gewag van mannen, die zich door lange baarden hebben onderscheiden, zooals van Rauber von Balberg und Weineck, een Duitsch ridder en raadsheer voor oorlogszaken bij keizer Maximiliaan II, van Hans Steiniger te Braunau, en van Johan de Gebaarde, een schilder der 16de eeuw. De baarden van deze personen daalden af tot op den grond.
In ons Vaderland waren de vrije mannen steeds gewoon baarden te dragen tot aan den tijd van Lodewijk XIV toe, al vond men ook vóór dien tijd reeds sommigen, zoo als Scherne Wiebe of Wiebe van Grovestins, die gebruik maakten van het scheermes. Aan de portretten onzer vaderen uit de 16de en 17de eeuw zet de digte baard niet weinig deftigheid bjj. Later heeft het doordringen der verwijfde Fransche manieren het gebruik van het scheermes algemeen gemaakt en menigeen heeft het aanhoudend wegnemen van den baard met keelziekten en aangezigtspijnen geboet.
De haren van den baard zijn doorgaans stoppeliger en stijver dan die van het hoofdhaar, maar in den regel van dezelfde kleur. Beide, baard- en hoofdhaar, zijn aan velerlei ziekten onderworpen. Tot de eigenaardige ziekten van den baard behooren, de baardvin (Mentagra), alsmede de baardschimmel (Microsporon mentagrophytes).