wijd - Bijvoeglijk naamwoord
1. met een brede lip
2. met veel ongevulde ruimte
3. met een groot oppervlak
4. ver
5. heel, veelvoorkomend
♢ Kachels waren vroeger wijd verspreid voor de verwarming van huizen.
wijd - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wijden
♢ Ik wijd
2. gebiedende wijs van wijden
♢ wijd!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wijden
♢ wijd je?
Woordherkomst
van het Middelnederlands wijt, van het Oudnederlands wido
Antoniemen
[1] nauw
Verwante begrippen
breed, breedvoerig, groot, royaal, ruim, uitgebreid, uitgestrekt
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: