Gepubliceerd op 04-12-2017

heel

betekenis & definitie

heel - Bijvoeglijk naamwoord
1. niet stuk, niet gebroken
De vaas was gevallen maar toch heel gebleven.
2. zonder uitzondering, in alle delen
Dat is in de hele wereld het geval.

heel - Bijwoord
1. in hoge mate
Het meisje is heel mooi.

heel - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van helen
♢ Ik heel
2. gebiedende wijs van helen
heel!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van helen
heel je?

Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: heel
Oudernederlands: hēl
Germaans: *hailaz

Synoniemen
intact
zeer, erg

Antoniemen
kapot, stuk