wijd
...
Wiktionary (2019)
wijd - Bijvoeglijk naamwoord 1. met een brede lip 2. met veel ongevulde ruimte 3. met een groot oppervlak 4. ver 5. heel, veelvoorkomend ♢ Kachels waren vroeger wijd verspreid voor de verwarming van huizen. wijd - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wi...
Muiswerk Educatief (2017)
wijd - bijvoeglijk naamwoord 1. met veel ruimte van zijkant naar zijkant ♢ de deur staat wijd open 1. de deur wijd openzetten voor iets [er alle gelegenheid voor geven] 2. gr...
Van Dale Uitgevers (1950)
bn. bw. (-er, -st), 1. met grote doorsnede, ruim van opening, niet nauw : een wijde opening; een fles met. wijde hals ; de buis moet iets wijder zijn ; — (bw.) zo dat er een ruime opening is : de deur staat wijd open ; zijn ogen wijd openen ; 2. ruim, met veel ongevulde ruimte, tussenruimte : die schoenen zijn mij te wijd...
M. J. Koenen's (1937)
bn., bw. (ruim, niet nauw; muz. het tegengestelde van eng, zie ald.; Z.-N. als bw. a) nagenoeg, verreweg, b) ver): de wijde wereld ingaan; wijd en zijd (verspreid); Z.-N. a) dat is wijd hetzelfde, b) dat dorp ligt wijd van hier.
Jozef Verschueren (1930)
(wijt) bn. en bw. (-er, -st) 1. waarin men zich goed bewegen, roeren kan : een -e mantel; - en breed, aan alle zijden, alom. → gapen, oven, plas wereld. Syn.→ breed. 2. ruim : -e schoenen. 3. Taalk. open : een -e klinker. 4. ver verwijderd : dat dorp ligt van hier; naar - en zijd bekend, naar alle kanten, overal. Syn.→ allerwegen....
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: