Gepubliceerd op 31-10-2017

verlopen

betekenis & definitie

verlopen - Werkwoord
1. ergatief zijn geldigheid verliezen
Dat paspoort verloopt volgende maand.
2. ergatief een neergaande lijn vertonen
De belangstelling voor dit onderwerp verliep geleidelijk.
3. van maat veranderen

verlopen - Werkwoord
1. voltooid deelwoord van verlopen

verlopen - Bijvoeglijk naamwoord
1. niet meer geldig of niet meer van toepassing
Een verlopen rijbewijs.
2. in een vervallen toestand verkeren
De nieuwe eigenaar heeft die verlopen winkel weer in oude luister hersteld.

verlopen - Zelfstandignaamwoord
1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verloop

Woordherkomst
voltooid deelwoord van verlopen

Synoniemen
[1] vervallen
[2] achteruitgaan, tanen, vervallen
[1] verstreken
[2] verloederd, verouderd, versloft, vervallen

Antoniemen
[2] opbloeien
[1] geldig