steek - Zelfstandignaamwoord
1. een penetratie met een scherp puntig voorwerp
♢ De steek met die dolk was diep genoeg om flinke schade te doen.
2. een langdurige scherpe pijn
♢ Hij kreeg ineens een steek in de zij.
3. een eenmalige doorvoering van een draad door een weefsel, meestal met behulp van een naald
4. een bepaald soort hoofddeksel
5. in de ~ laten: iemand verlaten in plaats van hulp te verlenen
♢ w:Adolf Hitler|Hitler kende geen zelfkritiek. Hij weet dus alle schuld voor zijn falen aan zijn generaals die hem "verraden" hadden en ook aan het Duitse volk dat hem in de steek liet en dat daarom in Hitlers ogen in zijn historische missie had gefaald.
steek - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van steken
♢ Ik steek
2. gebiedende wijs van steken
♢ steek!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van steken
♢ steek je?
Synoniemen
[1] prik, strik
[2] beet, breisteek
Maas
Gepubliceerd op 02-11-2017
steek
betekenis & definitie