was - Zelfstandignaamwoord
1. weke laagsmeltende en waterafstotende stof zoals deze door bijen afgescheiden wordt om hun raten mee te bouwen
2. Naamwoord van handeling: het wassen, het schoonmaken met een vloeistof
♢ De was en de strijk zijn een steeds weerkerende klus.
3. het wasgoed:
♢ Ik moet de was nog te drogen hangen.
4. (aan)groei, stijging (vooral van water)
♢ De was van een rivier is moeilijk te stuiten.
was - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wassen
♢ Ik was
2. gebiedende wijs van wassen
♢ was!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wassen
♢ was je?
4. vormt de gebiedende wijs van de voltooid verleden tijd van ergatieve werkwoorden
♢ Was toch naar huis gegaan!
was - Werkwoord
1. enkelvoud verleden tijd van zijn
♢Ik was
♢Jij was
♢Hij, zij, het was
Uitdrukkingen en gezegden
♦ Goed in de slappe was zitten
veel geld hebben
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: