naamwoordelijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. (taalkunde) betreffende het deel van het gezegde dat bestaat uit een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord
♢ Als je klaar bent om het naamwoordelijk gezegde te vinden, stel je aan de betreffende zin de onderstaande drie vragen: Vraag 1: Staat er een vorm van één van de negen koppelwerkwoorden in de zin? Vraag 2: Gaat het in de zin om een ‘toestand’ (ook wel: eigenschap)? Vraag 3: Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?
♢ Het naamwoordelijk gezegde komt alleen voor in combinatie met één van de werkwoorden zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen (de zogenaamde koppelwerkwoorden).
Woordherkomst
afgeleid van naamwoord met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
Synoniemen
nominaal
Antoniemen
werkwoordelijk
Gepubliceerd op 04-12-2017
naamwoordelijk
betekenis & definitie