Wat is de betekenis van naamwoordelijk?

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

naamwoordelijk

naamwoordelijk - Bijvoeglijk naamwoord 1. (taalkunde) betreffende het deel van het gezegde dat bestaat uit een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord Als je klaar bent om het naamwoordelijk gezegde te vinden, stel je aan de betreffende zin de onderstaande drie vragen: Vraag 1: Staat er ee...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

naamwoordelijk

naamwoordelijk - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: naam-woor-de-lijk 1. wat gekenmerkt wordt door een naamwoord ♢ een naamwoordelijk gezegde bestaat uit een koppelwerkwoord en naamwoord, bijv.: ik [ben ziek] 1. naamwoordelijk deel...

2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

naamwoordelijk

('wo:rdələk) bn. bestaande uit een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord of een voornaamwoord: in de zin „Piet is timmerman” is „timmerman” een gezegde.

2024-04-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

naamwoordelijk

bn., de aard hebben van, gekenmerkt door een nw.: naamwoordelijk deel van het gezegde, dat deel dat een nw. is; naamwoordelijk gezegde, dat bestaat uit een koppelww. en een nw.

2024-04-23
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-23
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)