maken - Werkwoord
1. (ov) in elkaar zetten
♢ Hij was een houten meubel aan het maken.
2. (ov) ervoor zorgen dat iets weer werkt
♢ De jongen vroeg aan zijn vader of die zijn trein kon maken.
3. (ov) optellen tot een bepaald bedrag
♢ Dat maakt dan zes euro en tien cent.
4. (ov) voortbrengen, tot stand brengen, in een toestand brengen
♢ Deze band maakte muziek die miljoenen mensen vrolijk maakte.
Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: maken
Oudernederlands: makon
Germaans: *makōnan
Indo-Europees: *mag-
Synoniemen
[1] construeren, fabriceren
[2] repareren
Verwante begrippen
makelen (4), makelij (1)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: