Synoniemen zoeken
Synoniem van maken
Synoniem van 'n ander trefwoord
Groot Synoniemenwoordenboek
P.G.J. van Sterkenburg (1991)
maken
maken - iets stoffelijks door arbeid doen ontstaan. Ook, in formele stijl, vervaardigen. Het lijdend voorwerp bij aanleggen is een lijst of inventaris. Iets geheel nieuws creëer je. Synoniemen: vóórtbrengen, gestalte geven aan en, formeel, het aanzijn geven aan, in het aanzijn roepen, tot aanzijn roepen en scheppen. (Zie: voortbrengen.) Een kunstenaar wrocht een kunstwerk (archaïstische stijl); je zegt in scherts dat een schrijver gedichten en dergelijke afscheidt. Creëren door inspanning is hetzelfde als tot stand brengen. Samenstellen houdt in dat verschillende bestanddelen door elkaar worden gemengd of onderling gerangschikt. Het samenstellen van een naslagwerk, een fotomontage en dergelijke heet compileren. Bouwen (zie aldaar) is iets maken uit diverse materialen en onderdelen, die onderling worden bevestigd, op elkaar gezet en dergelijke. Iets wordt op gebrekkige of provisorische wijze gefabriekt, in elkaar geflanst of ineengeflanst (informele stijl). Machines en voertuigen zijn zaken die men assembleert: in massafabricage maken uit daartoe van elders aangevoerde onderdelen. Iets dat eerst wordt ontworpen en dan gemaakt, wordt ontwikkeld. Bereiden heeft betrekking op een chemische stof of een drank: bier wordt gebrouwen, een cocktail geshaket. In bedrijven wordt geproduceerd; industriële ondernemingen fabriceren. Met een beitel beitel je iets. Munten en penningen slaat men. Grote hoeveelheden van iets moet je aanmaken; zijn het munten, dan gebruiken we aanmunten. Door klossen ontstaat kant: klosjes gewonden garen worden geslingerd om spelden die op een kantkussen gestoken zijn. Driedimensionale voorwerpen vorm je; met de hand boetseer, kneed of modelleer je een voorwerp uit kneedbaar materiaal. Foto's worden genomen, brieven, artikelen en romans geschreven. Opstellen gebruiken we voor brieven, verhandelingen en toespraken. Op het maken van een dam, een schans, een barricade en dergelijke is het woord opwerpen van toepassing. Drukproeven trekt men.
Zie: bedenken; realiseren; teweegbrengen; vormen.
Handwoordenboek synoniemen
J.V. Hendriks (1898)
Maken
Zijne kracht aanwenden om iets tot stand te brengen. Doen is het algemeene begrip en wordt van elke uiting van kracht gezegd, onverschillig of deze van den mensch, het dier, of van eene natuurkracht of een begrip uitgaat. Men zegt evenzeer: wat doet de mensch en wat doet de hond als wat zou het weer willen doen en wat doet des menschen geloof tot zijne zaligheid. Handelen wordt vooral gebezigd van de door verstand en wil veroorzaakte werkzaamheid van rede¬lijke wezens; van levenlooze stoffen en van dieren gebruikt men werken. Het middel begint te werken. De spinnen werken. Werken onderstelt altoos een uitwerksel, een gewrocht. Verrichten wordt meestal gebezigd van het volbrengen van een werk, dat op eene bepaalde wijze moet geschieden; zijne dagelijksche bezigheden verrichten. Verrichten grenst in zijne beteekenis aan volbrengen (z. eindigen); het heeft echter meer de handeling zelf op het oog, terwijl volbrengen meer op het resultaat ziet. Maken onderscheidt zich van doen hierdoor, dat de werking altijd onder het bereik der zinnen valt en gewoonlijk ook iets duurzaams achterlaat. (Eene wandeling
eene reis een tocht maken zijn uitdrukkingen in strijd met het Nederlandsche taal¬eigen, dat hier doen vereischt). Vervaardigen voegt aan de beteekenis van maken die van voltooien toe. Gelijk verrichten doorgaans in een goeden zin gebruikt wordt, komt bedrijven meest altijd in een slechten zin voor, b.v. eene edele daad verrichten een snood stuk bedrijven.
Muiswerk Educatief
Muiswerk Educatief (2017)
maken
maken - regelmatig werkwoord
uitspraak: ma-ken
1. weer in orde brengen, zorgen dat het heel wordt
♢wil jij deze scheur maken?
2. zorgen dat iemand iets wordt
♢je maakt me erg blij met dit cadeau
3. in elkaar zetten, laten ontstaan
♢Tony maakt een kippenhok
1. er het beste van maken
[onder moeilijke omstandigheden toch goed proberen te doen]
2. grappen maken
[er ontstaat een grap]
3. fouten maken
[dingen fout doen]
4. er niet veel van maken
[het niet goed doen]
5. er geen gewoonte van maken
[het niet vaker zo doen]
6. in de maak zijn
[besteld om gemaakt te worden]
7. dat zal wel in de maak blijven
[daar komt nooit iets van]
Algemene uitdrukkingen:
1. hij maakt het niet lang meer
[hij leeft niet lang meer]
2. je hebt het ernaar gemaakt
[het is je eigen schuld]
3. zij gaat het maken
[ze zal veel succes hebben]
4. hij kan me niets maken
[kan me nergens de schuld van geven]
5. een begin maken
[beginnen]
6. we moeten haast maken
[opschieten]
7. ergens jacht op maken
[het proberen te krijgen of te pakken]
8. we gaan het openbaar maken
[aan iedereen vertellen]
9. het in orde maken
[zorgen dat het goed komt]
10. dat maakt geen verschil
[dat is hetzelfde]
11. er werk van maken
[goed je best erop doen]
Regelmatig werkwoord: ma-ken
ik maak
jij/u maakt
hij/zij maakt
wij/zij/jullie maken
ik/jij/u/hij/zij maakte
wij/zij/jullie maakten
hij heeft gemaakt
de/het/een gemaakte ....
makend, makende
Synoniemen
herstellen, repareren, verhelpen, verstellen, produceren, fabriceren, vervaardigen, voortbrengen
Tegenstellingen
vernietigen, verwoesten, vernielen, tenietdoen