lijs - Zelfstandignaamwoord
1. suf, traag, sloom persoon
2. lange, buigzame pop
♢ elke avond had het kind een paar lange lijzen in zijn bed geplaatst
lijs - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lijzen
♢ Ik lijs
2. gebiedende wijs van lijzen
♢ lijs!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lijzen
♢ lijs je?
Gepubliceerd op 04-12-2017
lijs
betekenis & definitie