lijs
1) (19e eeuw) (spot.) iemand waarin niet veel leven zit, die met geen stok vooruit te branden is; suffe, trage man of vrouw. Syn.: droogkloot*. Er bestaat ook een bijvoeglijk naamwoord ‘lijzig’ (saai, zeurderig, traag). • Lijs, saaie, vervelende man of vrouw, misschien naar de onsmakelijke figuren, menschen voorstellende, die op de...