Wat is de betekenis van Lijs?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

lijs

1) (19e eeuw) (spot.) iemand waarin niet veel leven zit, die met geen stok vooruit te branden is; suffe, trage man of vrouw. Syn.: droogkloot*. Er bestaat ook een bijvoeglijk naamwoord ‘lijzig’ (saai, zeurderig, traag). • Lijs, saaie, vervelende man of vrouw, misschien naar de onsmakelijke figuren, menschen voorstellende, die op de...

2024-04-23
Nederlandse Voornamenbank

Meertens Instituut (2020)

Lijs

Zie Elisabeth

2024-04-23
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

lijs

lijs - Zelfstandignaamwoord 1. suf, traag, sloom persoon 2. lange, buigzame pop elke avond had het kind een paar lange lijzen in zijn bed geplaatst lijs - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lijzen ♢ Ik lijs 2. g...

2024-04-23
Scheldwoordenboek

Marc de Coster (2007)

Lijs

iemand waarin niet veel leven zit, die met geen stok vooruit te branden is; suffe, trage man of vrouw. Syn.: droogkloot. Er bestaat ook een bijvoeglijk naamwoord lijzig (saai, zeurderig, traag).Lijs, saaie, vervelende man of vrouw, misschien naar de onsmakelijke figuren, menschen voorstellende, die op de Chineesche ‘lange lijzen' stonden...

2024-04-23
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

lijs

lijs - (lange -), penis; eig. ‘suffe, trage man’ (vgl. voorde omgekeerde overgang, nl. van de erotische sfeer naar het begrip ‘traag’ o.a. lui, emmeren). Als een zeer jong Maagdje eens slechts by toeval of met voordacht een lange Lijs en twee Bergamotten, aan een steeltje heeft zien hangen of in haar handje gehad, N. Kwakers...

2024-04-23
Voornamenboek

Dr. Johannes van der Schaar (1964)

Lijs

v -> Elisabeth (Noord-Holl.).

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Lijs

I. v. (lijzen), 1. vrouwennaam, verkort. van Elizabeth: Jan die sloeg Lijsje en Lijsje die sloeg Jan; in zegsw. voor (jonge) vrouw in ’t alg.: Lijsje Albedrijf, vrouw die zich met alles bemoeit; Lijsje Albedril, die alles regelen en besturen wil; Lijsje Weetal, enz.; 2. (gew.) poppelijs, meisjespop;...

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

lijs

I. m. en v. lijzen (treuzelaar, sukkel): wat een lijs van een vent! II. v. lijzen (1 lange, buigzame pop: 2 lange vrouwenfiguur o.a. als versiering op porselein): 1. zus, waar is je lijsje? 2. zie lijzen; lijs oorspr. Lijsbet. III. bn., bw. (Z.-N. zacht): een lijze wind.

Wil je toegang tot alle 14 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Lijs

of lange lijs (Eng.: long Eliza), naam, dien men in Nederland, sedert het invoeren van Chineesch porselein door de Oost-Ind. Compagnie, geeft aan de slanke vrouwenfiguren, die veel op Chin. vazen en theekopjes afgebeeld zijn; ook het porselein zelf, waarop deze figuren voorkomen, noemt men lijs. V. Herck.