Gepubliceerd op 04-12-2017

hijs

betekenis & definitie

hijs - Zelfstandignaamwoord
1. het hijsen
2. hijswerktuig.
3. de hoeveelheid die men in één keer op kan hijsen
4. klap.
5. zijde van een zeil waar dit gehesen wordt, voorlijk
6. stokzijde van een vlag

hijs - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hijsen
♢ Ik hijs
2. gebiedende wijs van hijsen
hijs!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hijsen
hijs je?

Verwante begrippen
hijswerktuig, hijskraan