klap - Zelfstandignaamwoord
1. plotselinge, luidruchtige slag
♢ De oude vaas viel met een luide klap in duizend stukken op de vloer uiteen.
2. een bestraffing door slagen met de open hand
♢ Hij heeft vroeger veel klappen gehad.
klap - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klappen
♢ Ik klap
2. gebiedende wijs van klappen
♢ klap!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van klappen
♢ klap je?
Woordherkomst
(klanknabootsing)
Verwante begrippen
houw, mep, slag
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: