Wat is de betekenis van Hijs?

2024-04-19
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

hijs

Het begrip hijs heeft 3 verschillende betekenissen: 1) hijshandeling. 2) haal. haal aan een joint of een sigaret. 3) vuistslag.

2024-04-19
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

hijs

1) (1950) (inf.) klap, mep. 'Een hijs voor z'n harses (treiter) krijgen': een klap voor z'n kop krijgen. • Als ze later geen hijs op hun test krijgen, worden ze honderd jaar. (Jan Mens: Er wacht een haven, 1950) • Mot je soms een hijs op je kanis krijgen...! (Haring Arie: De Sarkast. 1989) • Pas op, of anders geef ik je een enorme...

2024-04-19
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

hijs

hijs - Zelfstandignaamwoord 1. het hijsen 2. hijswerktuig. 3. de hoeveelheid die men in één keer op kan hijsen 4. klap. 5. zijde van een zeil waar dit gehesen wordt, voorlijk 6. stokzijde van een vlag hijs - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hijsen ♢ Ik hijs...

2024-04-19
Jargon & Slang van Junkies en dealers

Marc De Coster (2017)

Hijs

Hijs - een hijs nemen: een trek nemen aan een joint. In café De Grote Beer lagen ze openlijk in de ouwe fauteuils een hijs te nemen. - Haagse Post 15.7.1989 ​

2024-04-19
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Hijs

1. aan de-gaan,drinken. Hijsenin de bet. ‘drinken’ is al erg oud. Informeel. Met vijf gulden op zak ben ik donderdagnacht lekker aan de hijs gegaan. (Trouw, 13/06/92) 2. een - nemen,een stevige trek aan een joint nemen. In het taalgebruik van drugsgebruikers en jongeren. In de jaren tachtig in zwang gekomen. In café De Grote Beer lagen ze openlij...

2024-04-19
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Hijs

s., hys, ris.

2024-04-19
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Hijs

HIJZE, v. (hijzen), (gew.) een stuk rookvlees.

2024-04-19
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

hijs

m.; de verrichting v. hijsen, een daad van ophalen; hijstoestel: een hele hijs, werk.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-19
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

hijs

m. 1. Eig. het hijsen: die gaat niet zonder moeite; ’t is een hele -, een heel werk. 2. Metn. hijswerktuig.