handwerk - Zelfstandignaamwoord
1. iets dat met de hand gemaakt wordt
♢ De racefiets van de kampioen is erg kostbaar want hij is handwerk.
2. iets dat van wol, garen en stof wordt gemaakt
♢ Het oude vrouwtje maakt veel handwerkjes.
handwerk - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handwerken
♢ Ik handwerk
2. gebiedende wijs van handwerken
♢ handwerk!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handwerken
♢ handwerk je?
Woordherkomst
samenstelling van hand en werk
Verwante begrippen
ambacht, ambachtswerk, beroep, stiel, vak
Gepubliceerd op 04-12-2017
handwerk
betekenis & definitie