hand - Zelfstandignaamwoord
1. (anatomie) uiterste deel van de arm, voorbij de pols
♢ Zij heeft in haar hand een groot boek.
hand - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handen
♢ Ik hand
2. gebiedende wijs van handen
♢ hand!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van handen
♢ hand je?
Woordherkomst
uit Middelnederlands: hant verwant aan Engels: #Engels|hand en Duits: Hand, Gotisch handus. Niet buiten Germaans bekend.
Verwante begrippen
knuist, vuist
Zie ook
Hand
Gepubliceerd op 04-12-2017
hand
betekenis & definitie