groen - Zelfstandignaamwoord
1. (kleur) de kleur tussen geel en blauw
♢ Dit groen lijkt wel erg donker.
groen - Bijvoeglijk naamwoord
1. (kleur) de kleur groen hebbend
♢ Dat is een groene vlag.
2. ecologisch verantwoord, milieuvriendelijk
♢ Hij wil alleen maar groene benzine en groene stroom gebruiken.
3. onervaren, nieuw
♢ Hij is nog een beetje groen, maar dat trekt wel bij.
groen - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groenen
♢ Ik groen
2. gebiedende wijs van groenen
♢ groen!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van groenen
♢ groen je?
Gepubliceerd op 04-12-2017
groen
betekenis & definitie