begin - Zelfstandignaamwoord
1. het eerste deel, het op gang komen
♢ In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water.
♢ In het begin was ze verlegen maar toen ze zich eenmaal thuis voelde werd ze brutaal.
2. (waterstaat) de oudste plekken in een oudlandpolder van waaruit het inpolderingsproces begonnen is
♢ Als de polder niet herverkaveld is zijn de beginnen vaak nog in het landschap te herkennen.
begin - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beginnen
♢ Ik begin
2. gebiedende wijs van beginnen
♢ begin!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beginnen
♢ begin je?
Synoniemen
start, aanvang
Antoniemen
eind, einde
Gepubliceerd op 10-11-2017
begin
betekenis & definitie