De in de koloniën gebruikte boter wordt voor het grootste gedeelte uit Nederland en de Vereenigde Staten ingevoerd.
In vroeger jaren werd op vele plantages in Suriname boter voor eigen gebruik gemaakt. Op Curaçao maakt men nu nog boter, manteca freescoe genoemd en wel bijna uitsluitend in het 5e district, 1o. omdat men alleen daar een voldoende productie van koemelk heeft en 2o. omdat de afstand tot de stad te groot is om met goed gevolg versche melk daarheen te vervoeren. De manteca freescoe ziet er goed uit, is smakelijk, maar bevat veel karnemelk en kan niet langer dan enkele dagen bewaard worden. Men zuurt de melk aan met karnemelk van den vorigen dag, karnt in een luchtig huisje, waar de wind kan doorspelen. Hier en daar gebruikt men moderne karntoestellen. Karnemelk is het hoofdproduct, de boter bijzaak. De totale boterproductie bedroeg in 1908 tot 1911 respectievelijk 1059, 1998, 1501 en 703 K.G.
Op St. Martin wordt een meer duurzame boter gemaakt, waarvan kleinere hoeveelheden naar de naburige eilanden worden uitgevoerd. (Zie over de bereidingswijze R.H. Rijkens, Curaçao. Tiel 1907, blz. 45). De uitgevoerde hoeveelheden zijn in de Kol. Verslagen niet vermeld.