Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Zuid-Afrikaanse Unie

betekenis & definitie

Na den Boerenoorlog (zie aldaar en bij Botha, Kruger, Hertzog, Smuts, de Wet enz.) stond Zuid-Afrika grotendeels onder Engels gezag. De Kaapkolonie had reeds enigermate zelfbestuur en in 1906 en 1907 verkregen Transvaal en Oranje-Vrij staat dat ook.

De verschillende onderdelen streefden echter naar een sterkeren band. In 1909 werd de Unie van Zuid-Afrika gesticht, waartoe de Kaap, Natal, Oranje-Vrij staat en Transvaal toetraden.In 1910 kwam het gemeenschappelijke parlement te Kaapstad bijeen, terwijl de overige regeringsinstanties te Pretoria zijn gevestigd.

De Unie staat in een „dominion”-verhouding (dominion = kolonie met zelfbestuur) tot Engeland, bezit ’n eigen vlag, leger, vloot en diplomatieke vertegenwoordiging.

Onder het protectoraat van de Unie van Zuid-Afrika staat sedert 1919 het voormalige Duits Zuid-West-Afrika, thans kortweg „Suid-Wes” genoemd.

De Unie is ’n geweldig gebied, ruim zestig maal zo groot als Nederland. In dit ontzettend grote land woont slechts ’n handje vol mensen. De blanke bevolking telt vandaag nog geen twee millioen en de gekleurde bevolking — Kaffers, Koelies, Chinezen, enz. — bedraagt, voor zover dit na te gaan is, ongeveer zeven millioen.

Geweldig is in de laatste twintig jaar de Unie vooruitgegaan. Spoorwegen doorkruisen van Oost naar West, en van Noord naar Zuid het land. Dorpjes en vlekjes, niet aan een spoorweg gelegen, worden door geregelde autobusdiensten met het naaste station verbonden. Sinds korten tijd bestaan geregelde luchtdiensten tussen de grote steden, terwijl ’n driedaagse luchtdienst de Unie met Engeland verbindt.

Kaapstad, gesticht door Jan van Riebeek, heeft zich van een kleine nederzetting aan den voet van Tafelberg ontwikkeld tot ’n stad van ongeveer 100.000 inwoners. Het is vandaag de grootste haven onder het Zuiderkruis en met Durban de belangrijkste in- en uitvoerhaven van de Unie. In ’n lange streep ligt de stad langs de kust, daar de bergreeks, die ongeveer parallel met de kust loopt, ’n uitbreiding meer landwaarts in belemmert. ’n Kabeltrein brengt u van het hartje van Kaapstad op de hoogste en meest bekende berg van deze bergreeks, nl. Tafelberg. Van hieruit heeft men 'n prachtig gezicht over Kaapstad en de baai, die binnen zeer korten tijd een grote verandering zal ondergaan, ’n Groot gedeelte zal gedempt worden, ’n werk, dat door ’n Nederlandse maatschappij uitgevoerd zal worden en tal van jaren zal duren. Kaapstad is ’n moderne stad met mooie, brede en geasphalteerde straten.

Alleen het oude Fort en enkele andere gebouwen herinneren nog aan den ouden van Riebeek-tijd. Alle andere hebben plaats moeten maken voor meer moderne gebouwen en ’n paar wolkenkrabbers. Prachtig liggen de Universiteit en verschillende middelbare en lagere scholen in de stilte tegen de bergen verscholen. Kaapstad is, evenals het nabijgelegen Heidelberg en Stellenbosch met zijn bekende universiteit, ’n centrum van onderwijs.

Kaapstad en de hele Kaapprovincie zijn het vacantieoord bij uitnemendheid. In December en Januari stromen de mensen van Natal, Transvaal en Oranje-Vrijstaat, waar het dan ondragelijk warm is, naar Kaapstad en de mooie dorpen Muizenberg, Kampsbaai, Houtbaai, St. James enz., rond Kaapstad. De Kaapprovincie is ’n prachtige provincie, rijk aan afwisselend natuurschoon en uitermate vruchtbaar. Hier wordt de grond intensief bewerkt, iets wat men zelden of nooit in andere delen van de Unie aantreft. Het Westelijke deel der provincie is de korenschuur van Zuid-Afrika.

Druiven, perziken, appels, peren, pruimen, enz. worden in het overige gedeelte gekweekt. In de Kaapprovincie treft men dan ook grote en welgestelde wijn-boeren aan.

Ten Oosten van Kaapstad liggen Mosselbaai, Port Elizabeth en East London. Alle drie steden zijn in- en uitvoerhavens en gewilde vacantieoorden. Port Elizabeth is vooral bekend om zijn slangenpark. Hier kunt ge alle soorten Zuid-Afrikaanse slangen — en daar zijn zeer gevaarlijke exemplaren onder — in hun natuurlijke omgeving zien. Aan de verschillende soorten wordt op bepaalde tijden ’n hoeveelheid gif onttrokken en hieruit worden diverse sera bereid, die duizenden en duizenden mensen in Afrika het leven gered hebben. East London is de grootste uitvoerhaven van wol, een van de voornaamste uitvoerproducten van de Unie.

’n Autotocht van Kaapstad naar deze steden loont dubbel en dwars de moeite. Wij komen op onze reis door het prachtige, met geweldig hoge bomen begroeide Knysnadistrict en door de „Addo Game Reserve”, waarin troepen olifanten ronddolen. Met recht wordt deze route dan ook „The Garden Route” genoemd.

Wij nemen thans afscheid van de Kaapprovincie, waarover nog heel wat meer te vertellen zou zijn, en begeven ons nu Noordwaarts naar Oranje Vrijstaat en Transvaal.

Wij nemen de trein van Kaapstad naar Johannesburg. De gewone sneltrein doet over de duizend mijl, die Johannesburg van Kaapstad scheiden, twee dagen en even zoveel nachten. Alleen de „Union Express” en „Union Limited”, treinen, die op en van de mailboot rijden, die ’s Maandags binnen komt en Vrijdags vertrekt, doen over het traject ruim 28 uur. ’n Hele reis dus!

Niet lang, nadat wij Kaapstad verlaten hebben en enige uren langs met wingerden beplante boerderijen gereden hebben, bestijgen we langzaam het gebergte, dat zich parallel met de kust achter Kaapstad uitstrekt. Puffend en steunend klimt de locomotief door passen hoger en hoger. Het uitzicht is schitterend. Ogen schieten te kort! Tunnel op tunnel volgt. Als we het woeste en indrukwekkende berglandschap zo rustig van uit onzen trein beschouwen, vragen we ons vol verwondering af, hoe de Voortrekkers ooit bij machte waren deze geweldige en steile bergreeks met hun ossenwagens over te trekken.

Wij dalen! Het uitzicht wordt ruimer en voor ons ligt in de verte een onmetelijke vlakte... de Karoo. Bijna den helen dag rijden we door de Karoo, ’n semi-woestijn. Slechts kleine struiken — „Karoobossies” — onderbreken de eentonige vlakte. Alles lijkt troosteloos en verlaten. De geweldige hitte drukt ons en maakt ons mat. De lucht over deze semi-woestijn trilt.

Een enkelen keer zien we in de verte ’n huis, ’n boerderij. Grote kudden schapen weiden in deze schijnbaar eindeloze vlakte onder de hoede van ’n uiterst schamel gekleed kaffertje — friccanin —. Deze zo troosteloze, en als we hem beter leren kennen zo mooie Karoovlakte — groter dan Nederland — is de schapenwereld bij uitnemendheid. De beste schapen komen uit de Karoo; het heerlijkste schapenvlees eet ge in de Karoo; de Karooschapen leveren de beste wol. De zo nietig en verdord lijkende „Karoobossies” vormen vrijwel het enige voedsel voor de schapen, die er wel van gedijen.

De regenval in de Karoo is onregelmatig en zeldzaam. Slechts één keer in de vijf jaar kan de Karoo-boer op ’n goeden regenval rekenen. Zie de Karoo na ’n regen! De woestijn is als bij toverslag herschapen in ’n bloemenzee. Voor zover het oog reikt bloemen, bloemen en nog eens bloemen.

Eindelijk bereiken wij De Aar, ’n groot spoorwegcentrum. Van hieruit lopen de verbindingen naar het Oostelijke en Zuid-Oostelijke deel van de Kaapprovincie en naar „Suid-Wes”, het gebied, dat sinds 1919 onder het protectoraat der Unie staat, ’n Geweldig gebied, dat ongeveer drie vierde van de oppervlakte van Zuid-Afrika heeft. „SuidWes” is uiterst dun bevolkt, ongeveer 30.000 blanken wonen in dit geweldige gebied, dat voor het grootste deel uit enorme zandvlakten bestaat, waar de Boesmen, die zolangzaam aan uitsterft, woont. De dorpjes in Suid-Wes zijn dus, zoals te begrijpen is, maar klein — „nesten” zouden we in Holland zeggen.

De enige plaats van betekenis'is de hoofdstad van „Suid-Wes” Windhoek. In den werkelijken zin des woords is Windhoek met zijn mooie parken en tuinen ’n oase in de woestijn. In de duinenreeks langs de kust liggen Swakopmund en Walvis Baai, dat als haven enige betekenis heeft. Schapenboerderij vormt in „Suid-Wes” het hoofdbedrijf. De Karakul-schapen gedijen hier uitstekend en de huiden brengen hoge prijzen op. Men vindt hier boerderijen, die zo groot zijn als de provincie Utrecht.

Langs de kust vooral in het Noorden is het land rijk aan diamanten, die daar, zo te zeggen, voor het oprapen liggen. Maar het enorme woestijngebied, dat daar achter ligt, maakt het vrijwel onmogelijk er te komen. Verschillende pogingen zijn herhaalde malen aangewend, doch hebben alle gefaald. Doch laten wij terugkeren naar De Aar!

Het station maakt ’n uiterst luguberen indruk; het ziet zwart van den rook. Het dorp zelf is niet heel veel beter. Gelukkig vertoeven wij hier niet lang. Na water ingenomen te hebben, gaat de reis weer verder. Spoedig ontrollen groene grasvlakten zich aan ons oog. Het landschap gelijkt thans heel veel op het Hollandse.

Wij zijn in Oranje-Vrijstaat. De reis door dit vlakke gedeelte is tamelijk eentonig, en wij zijn dan ook maar blij, als de trein het station van Bloemfontein, de hoofdstad van Oranje-Vrijstaat, binnenstoomt.

Als we het station uitkomen, bevinden wij ons direct in de mooie en brede hoofdstraat — Maitlandstreet —. Grote winkels, hotels en restaurants zijn in deze straat gelegen. Het is er tamelijk druk, want Maitlandstreet is dè winkelstraat van Bloemfontein. De stad heeft prachtig aangelegde parken en boogt op ’n rosarium, dat als een der mooiste in het Britse Rijk erkend wordt. Het prachtige openlucht-zwembad, het grootste in de Unie, is zeker’n kijkje waard. In een van de stille zijstraten staat het indrukwekkende gerechtshof — Appeal Court —, het hoogste gerechtshof, dat wij in de Unie kennen.

Bloemfontein wordt „de stad der Conferenties” genoemd, omdat van wege de centrale ligging — Bloemfontein ligt ongeveer in het midden der. Unie — de meeste belangrijke conferenties hier gehouden worden. De stad is het onderwijscentrum van de Oranje Vrijstaat, ’n Mooie, kleine en welaangelegde dierentuin is ’n bezoek overwaard, ’n Half uur per bus van Bloemfontein ligt Mazelspoort aan de Mooi Rivier gelegen. Het is het geliefde picnic- en uitgaansplekje van de Bloemfonteiners.

We gaan weer verder!

Over Winburg, ’n dorpje, rijk aan Voortrekkers-herinneringen, en Kroonstad, omzoomd door de Valsch Rivier, naderen wij de Vaalrivier, die de grens tussen OranjeVrijstaat en Transvaal vormt. Aan deze rivier ligt aan den kant van Oranje-Vrijstaat het mooie dorpje Parijs. In de Decembervacantie wordt het druk bezocht.

Voordat we de Vaalrivier oversteken en Oranje-Vrijstaat vaarwel zeggen, willen we nog de opmerking maken, dat het Oostelijke gedeelte der provincie ’n zeer scherp contrast maakt met het deel, waar wij door gereden zijn. Hier krijgen we prachtige bergen, die zich tot in Natal en Basutoland — ’n protectoraatgebied, waar alleen de Basutokaffers wonen — uitstrekken. Onze eerste stopplek in Transvaal is Vereeniging, ’n stadje, dat zich meer en meer als industriecentrum ontwikkelt. In de verte zien wij uit ons raampje ’n geweldig groot gebouw, The Klip Power Station, het grootste van zijn soort in het Zuidelijk halfrond.

Nadat we Vereeniging verlaten hebben, wordt de streek, waar wij doorrijden, dichter bevolkt. De dorpen volgen elkaar sneller op. ’n Bewijs, dat wij den dicht bewoonden Rand naderen. Ja waarlijk, in de verte zien we de, den Rand zo typerende, „mine dumps”. Uit de verte gezien, lijken ze op de Nederlandse duinen. Het zijn niets anders dan grote hopen grond, waaraan het goud onttrokken is. Doordat in dit proces cyanide gebruikt wordt, wil zo goed als niets op deze geelachtige „mine dumps” groeien. Zij zijn, als de wind waait, ’n ware stofplaag voor de op den Rand gelegen steden.

Al heel spoedig stoomt onze trein Germiston binnen. Op het eerste gezicht maakt deze stad nu niet bepaald een heel gunstigen indruk. Het station is oud, vervallen, vuil en ontzettend winderig. De straten van het oude stadsgedeelte maken ook een ver van gunstigen indruk, maar als wij in het nieuwere deel komen, verandert onze opinie over Germiston snel. Mooie brede, met bomen beplante straten, prachtige parken en mooie villa’s te midden van grote en goed onderhouden tuinen vinden wij hier. Het grote meer — Germiston Lake — is ’n geliefkoosd ontspanningsoord in het aan water zo arme Zuid-Afrika.

De nieuwe en modern ingerichte vlieghaven is ’n bezoek meer dan waard. De haven is het begin- en uitgangspunt van de verbindingen met de grote steden. Van hieruit vliegt men naar Kaapstad, East London, Port Elizabeth, Durban en Windhoek. Als men zo door Germiston loopt, merkt ge aan alles, dat ge in het mijndistrict van Zuid-Afrika zijt.

In twintig minuten brengt de trein ons van Germiston naar Johannesburg. Geen open en vrij veld is meer te zien. Wij rijden door een grote reeks van dorpen. Namen zoals „Simmer and Jack” en „Geldenhuys” doen ons aan bekende goudmijnen denken, waar voor millioenen ponden aan goud uitgehaald is. Trouwens, als wij voorbij deze plekken rijden, zien wij deze mijnen, herkenbaar aan de geweldige ijzeren gebouwen en stellages boven den grond.

Trotse wolkenkrabbers verrijzen links en rechts van ons en al heel spoedig stoomt de trein het nieuwe station van Johannesburg — Park Station — binnen. De lange reis van Kaapstad naar Johannesburg is ten einde! Met een zucht van verlichting geven wij onze bagage aan een der vele porters — witkielen zouden wij in Holland zeggen, maar daar ze hier alleen in het zwart gekleed zijn, zouden we dan „zwartkielen” moeten zeggen.

Park Station, in het Afrikaans: Park Stasie, is slechts enkele jaren oud. Geen geld is gespaard dit moderne gebouw, ’n gebouw „The Golden City” waardig te maken. De verschillende perrons staan alle door goedverlichte, ondergrondse tunnels met elkaar in verbinding. De wachtkamer^, de bars en was- en badgelegenheden zijn uiterst modern ingericht. De hal met zijn mooie trappengalerij en twee goudvissenvijvers is in één woord schitterend. De muren van de thee- en koffiekamer in de hal zijn geheel met ouderwetse Hollandse tegeltjes bedekt. Tal van spreuken zijn er: vooral Vader Cats met zijn pittige gezegden is goed vertegenwoordigd.

Park Station ligt vrijwel in het hartje van de Goudstad. Uit het station komend, staan we dan ook direct in Eloffstreet, een der hoofdstraten. Als wij zo door Eloff-, Harrison-, President-, Pritchard-, Plein-, Breeen Commissionerstraat lopen, stellen wij ons in verwondering de vraag, hoe het mogelijk was, dat in vijftig jaar tijd uit ’n kale en dorre vlakte zulk een geweldige stad verrezen is. Genoemde straten met hun zijstraten vormen het centrum van Johannesburg en het winkelcentrum. Prachtige winkels stallen de laatste snufjes uit Londen, Parijs en New York uit. Alles wordt per vliegtuig overgebracht.

In Johannesburg is men niet achter; men is er even up to date gekleed als in de grote steden in Europa. Geweldige gebouwen, tien en meer verdiepingen hoog, trekken onze aandacht. Mooie flatwoningen bevinden zich op de bovenste verdiepingen. Het is ’n gekrioel van wandelende mensen, kaffers op fietsen en ontelbare auto’s. Het verkeer wordt automatisch uitstekend geregeld door robots, die zich op alle hoeken van de straten bevinden, er» „traffic inspectors” houden ’n wakend oog, dat de verkeersregels behoorlijk nagekomen worden. Johannesburg, de metropolis van Zuid-Afrika, is geweldig uitgebreid, ’n Paar ritjes in de tram naar de verschillende „suburbs” overtuigen ons gauw hiervan.

Prachtig zijn de suburbs Kensington, Houghton, Park View, Zoo Lake, Rosé Bank en andere, waar de huizen tegen de heuvels gebouwd zijn en men uit het stadsgewoel is. Hier leeft men in ’n apart dorp. Genoemde „suburbs” zijn de woonbuurten der welgestelden. De huizen zijn geweldig duur hier! ’n Scherpe tegenstelling hiermee maken Vrededorp en andere stadsgedeelten, waar de minder-gegoeden wonen. Rond Johannesburg bevinden zich de bekende Crown Mines, City Deep, Robertson, Modder B en andere. Meer dan 7000 voet diep onder den grond lopen de mijnschachten.

Met recht kan men van Johannesburg zeggen: „Met moeite wordt duizenden voeten onder den grond het goud aan den schoot der aarde onttrokken, en in de straten wordt het met handen vol weggesmeten.” Johannesburg bezit, zoals bijna alle steden in Zuid-Afrkia, prachtige parken, op verschillende plaatsen in de stad gelegen, oasen van rust en stilte te midden van het roezemoezige stadsleven. Het goud heeft alle nationaliteiten van de wereld naar deze stad getrokken, die dan ook een van de meest cosmopolitische steden ter wereld is. De bezienswaardigheden in Johannesburg zijn te talrijk om op te noemen. De stadsbibliotheek, in ’n schitterend nieuw gebouw gehuisvest, en de prachtige dierentuin mogen echter niet onvermeld blijven. Rond Johannesburg, op den Oost- en West-Rand, liggen ’n aantal steden, die als paddestoelen uit den grond verrezen zijn. Met den dag groeien ze! Benoni, Brakpan, Boksburg, Springs, Krugersdorp, Roode Poort worden door ’n modernen, geasphalteerden weg met de metropolis verbonden.

Alles is langs den weg zo vol gebouwd, dat wij niet weten, wanneer wij de ene plaats uit en in de andere zijn. Binnen korten tijd zullen al deze steden met Johannesburg een groot geheel vormen. Electrische treinen brengen er ons in twintig minuten van Johannesburg heen.

Johannesburg ligt 6000 voet boven den zeespiegel; het is derhalve in den zomer nooit ondraaglijk warm in de stad. De winters kunnen bitter koud zijn en tal van graden onder nul daalt dan het kwik.

’n Goede treindienst, weldra geheel geëlectrificeerd, en ’n brede autoweg verbinden Johannesburg met de hoofdstad der Unie Pretoria. Welk ’n sterk contrast tussen deze steden! Zelfs wat klimaat betreft, vormen ze ’n contrast, ondanks dat Pretoria slechts 40 mijl van Johannesburg gelegen is. Pretoria ligt ruim duizend voet lager dan Johannesburg; de stad ligt in ’n holte omgeven door heuvels, Kopjes, en ’s zomersavonds blijft de hitte er hangen, nadat de temperatuur overdag tot de 100° gestegen is, ’n tegenstelling met Johannesburg, waar de avonden altijd koel zijn. In Pretoria mist men het drukke gewoel en het haastige leven, dat Johannesburg zo eigen is. Het is de stad van civiele ambtenaren. Alle regeringsgebouwen, het departement van Onderwijs, tal van lagere en middelbare scholen, de Universiteit en de bekende veeartsenijschool, Onderstepoort, zijn hier gevestigd. Pretoria, „het Haagje van Zuid-Afrika”.

Als wij van Pretoria spreken, denken wij onmiddellijk aan Paul Kruger. Pretoria en Paul Kruger zijn één. Direct als wij uit het mooie, kleine station komen, zien wij het levensgrote standbeeld van Oom Paul. Elk jaar wordt den 10en October rond dit beeld zijn verjaardag herdacht. Die dag is voor Pretoria ’n officiële vacantiedag. Zijn woonhuis in Kerkstraat West is gelukkig voor slopershanden bewaard gebleven en ingericht als Krugermuseum.

Het departement van Onderwijs is gevestigd in het gebouw, waar Kruger zijn vergaderingen hield. De twee palmbomen er voor dateren uit zijn tijd, hij was gewoon daaronder te zitten.

Het Kerkplein — Church Square — vormt het centrum van Pretoria en is een der mooiste pleinen in de Unie. Prachtige gebouwen omzomen dit plein, waar Pretorius, de stichter van Pretoria, met zijn ossenwagens gestaan en gekampeerd heeft. Op dit plein heeft ook de eerste kerk van Pretoria gestaan, sinds lang verdwenen.

West van Pretoria ligt Pretoria-West, in de dagen van Kruger je woonwijk, Pretoria-Oost bestond toen nog zo goed als niet. Thans zijn de rollen omgekeerd en is Pretoria-Oost het geliefkoosde woonverblijf. Een der redenen is, dat dit stadsdeel hoog ligt en in den zomer niet zo warm is.

Pretoria-West ontwikkelt zich meer en meer tot ’n industrie-centrum. Hier vindt men de „Steelworks”, de „National Match Co” — ’n grote lucifersfabriek — en verschillende andere fabrieken. Pretoria-Oost breidt zich meer en meer als residentie-centrum uit. Heerlijk woont men hier in Sunnyside, Arcadia, Hatfield, Brooklyn, Waterkloof en Colblyn. Goede tram- en autobusdiensten brengen u in korten tijd in het centrum der stad, het winkelgedeelte. Men woont in bovengenoemde „suburbs” als het ware in ’n dorp, zo rustig en landelijk in ’n heerlijk huis te midden van ’n groten tuin.

In dit rustige deel van Pretoria liggen de meeste scholen en de Universiteit. Van West naar Oost loopt dwars door de stad via het Kerkplein de twintig K.M. lange Kerkstraat, een der langste straten in de wereld. Het merendeel der straten is met jacarandabomen beplant, die als ze in October hun violette bloesems dragen, de stad ’n schitterend aanzien geven. Pretoria wordt met recht „The City of Flowers” genoemd !

Hoog op Meintjeskop, de stad overziend, liggen de Union Buildings, in 1912, toen de Unie tot stand kwam, ten koste van twee millioen pond sterling gebouwd. Hier hebben de ministers hun kantoren en zijn de meeste regeringsbureau’s ondergebracht. Vlak bij Pretoria ligt de mooie Hartebeespoortdam, een van de grootste irrigatiewerken in de Unie, ’n heerlijke waterplas tussen de Magaliesbergen. De dam voorziet de ganse Magaliesbergvlakte van water. De Magaliesbergen volgend, komen we in het oude Rustenburg met ’n sub-tropisch klimaat. Het dorp ligt temidden van uitgestrekte sinaasappeltuinen. Sinaasappels, mandarijntjes en tabak — de hier zo gewilde Magaliesbergtabak — vormen de hoofdbron van bestaan in het grote Rustenburg-district.

„The Great North Road” brengt ons van het Kerkplein in Pretoria via Warmbad — bekend om zijn warme bronnen, vandaar de naam —, Nijlstroom, Potgietersrust naar Pietersburg, ’n welvarend dorp. Rond het dorp bevinden zich tal van kleine goudmijnen, die de laatste jaren, dank den hogen goudprijs, zeer goed renderen. Pietersburg ligt in ’n schitterende omgeving, ’n Tochtje naar Duivelskloof is meer dan de moeite waard. We komen dan door Magoebaskloof, een van de steilste en gevaarlijkste bergpassen in Afrika. Over ’n afstand van vijf mijl daalt de weg ruim 5000 voet. De uitzichten en vergezichten, die men heeft, zijn verrassend.

Weelderige plantengroei en prachtige bossen — iets waar de Unie zo arm aan is — omgeven den weg, die ons naar Duivelskloof voert. In Duivelskloof, ’n klein dorpje, bevinden we ons in het lage veld of het „bosveld”. Transvaal wordt geografisch n.l. in drie delen verdeeld: het hoge veld, het Zuidelijk deel, het middenveld en het lage veld of „bosveld”, het Noordelijk deel. In het lage veld is het zo goed als nooit winter, ’t is er bijna altoos zomer. Als wij van het „bosveld” spreken, moet ge niet denken, dat het „bosveld” een uitgestrekte, zwaar beboste streek is. Verre van dat! De vegetatie in het „bosveld” bestaat hoofdzakelijk uit de doringboom, ’n boom, zoals de naam reeds zegt, met lange, scherpe dorens en kleine bladeren.

Het „bosveld” is uiterst dun bevolkt. De weinige Europeanen, die er wonen, hokken in kleine dorpjes, die hier en daar, ver van elkaar, in het ontzaglijk grote „bosveld” liggen. Het warme klimaat en malaria maken het „bosveld” ongeschikt voor Europese nederzetting. Het is 'n gebied voor kaffers. Men treft hier dan ook kafferhoofden aan, die een groter gebied dan Nederland onder zich hebben.

Ondanks de arme vegetatie is het „bosveld” mooi; men moet het leren kennen, en dan... dan heeft het eindeloze „bosveld”, zoals zoveel woestijn- en semi woestijngebieden, ’n grote aantrekkingskracht. Wild is hier volop. Het is het dorado voor den jager. Hier vindt ge nog alle dieren, die voor honderd jaar Afrika bewoonden. In het Noord-Oosten ligt ’n deel van het „bosveld”, waar het wild beschermd wordt; het is het wijd en zijd bekende Kruger Park, een van de mooiste Game Reserves in de wereld, dat elk jaar door duizenden 'bezocht wordt. In dezen natuurlijken dierentuin ziet ge de dieren niet achter tralies, maar in hun natuurlijken staat en omgeving, ’n Weinig ten Zuiden van het Kruger Park ligt Barberton in ’n mooie, bergachtige omgeving. Hier is het eerste goud ontdekt en zijn in den ouden tijd fortuinen gemaakt, thans wordt hier op zeer bescheiden schaal gewerkt.

’n Mooie autoweg of ’n goede sneltreinverbinding brengt ons van Johannesburg door Oostelijk Transvaal naar Natal. De grootste en mooiste stad dezer provincie is zonder twijfel Durban, aan den Indischen Oceaan gelegen; met Kaapstad de belangrijkste in- en uitvoerhaven van de Unie. De ruim 90.000 inwoners tellende stad heeft ’n sub-tropisch klimaat, en is als het in Oranje Vrijstaat en Transvaal wintert, het vacantieoord. Prachtig hoog ligt de'„suburb” Berea, de baai en het strand overziende. Brede straten, pleinen en parken geven Durban ’n groots aanzien. Het aantal kleurlingen in Durban is groot en heeft ’n typisch aspect, vooral de gevederde rickshaw-drijvers trekken het oog van den vreemdeling.

Van Durban loopt ’n netwerk van wegen naar tal van kleinere badplaatsen aan den Indischen Oceaan, ’n 60 mijl lange weg verbindt Durban met Pietermaritzburg, de hoofdstad van Natal, ’n mooie, doch stille stad, waar het in den zomer vreselijk warm kan zijn, omdat ook deze stad evenals Pretoria in ’n holte ligt.

Voordat wij afscheid nemen, brengen we nog vlug ’n bezoek aan Salisbury en Bulawayo, de twee grootste steden van ZuidRhodesia. Beide steden hebben ’n betrekkelijk kleine bevolking en bieden, daar het steden van den laatsten tijd zijn, geen bezienswaardigheden. ’t Enige, wat ons opvalt, zijn de geweldig brede straten. Van hieruit is ’n uitstapje naar de Victoria Falls — een van de grootste watervallen ter wereld — zeker de moeite waard. Ook de Zimbabwe ruïnes mogen niet vergeten worden. Deze ruïnes vormen ’n mysterie. Men weet niet, wanneer en door wie ze gebouwd zijn.

Zo hebben we dan nu het land doorkruist en er een vluchtigen indruk van gekregen; een indruk van frisheid en gezond verstand, van ruimte en onbegrensde mogelijkheden.

Krachtig ontwikkelt zich zo in eendrachtige samenwerking van Afrikaners en Engelsen het leven der Zuid-Afrikaanse Unie. De welvaart stijgt; de bevolking — vooral ook door immigratie, waarvan Holland een zeer gewaardeerd contingent levert -— neemt toe; de economische positie is .hecht en het aanzien in de wereld groot en verdiend. Zuid-Afrika bloeit!

< >