Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Vlinders

betekenis & definitie

Een oeroude Indiaanse legende vertelt, hoe de vlinders ontstonden. Moedjekeewis, (de Westenwind) een Irokees held, had in den herfst afscheid genomen van zijn vrouw Wenowah en zijn zoontje Hiawatha en was naar het Oosten getrokken, de opgaande zon tegemoet.

Hij had beloofd spoedig met rijken buit terug te keren, maar werd door een vijandigen stam gevangen genomen en had toen geen kans een boodschap naar huis te zenden.Toen het voorjaar gekomen was en de prairie zich met ontluikende bloemen tooide, stond hij op een morgen op een heuvel en staarde naar het Westen, in de richting, waar zijn dierbaren toefden en, om aan zijn verlangen uitdrukking te geven, greep hij een handvol bloemen, witte, gele en blauwe, wierp ze in de lucht en riep: „Vliegt, kleine lenteboden! Vliegt heen tot Wenowah en mijn Hiawatha en vertelt hun, dat Moedjekeewis in liefde aan hen denkt en spoedig terugkeert!” En zie, de bloemen vielen niet ter aarde, maar spreiden de tere blaadjes uit en vlogen als vlinders, wit en geel en blauw, naar het Westen.

De natuurvorser noemt de vlinders insecten met twee paar met schubben bedekte of vliezige vleugels, zuigende monddelen en een volkomen gedaanteverwisseling.

De industrieel toont slechts weinig belangstelling voor deze dierensoort, alleen de zijderupsvlinder interesseert hem, en de tuinier en boomkweker ziet in den vlinder ’n doodsvijand. Het is niet zo zeer het volmaakte insect, de prachtige vlinder, waartegen zich zijn haat richt, maar veeleer de rups, waaruit de vlinder zich ontwikkelt en die den vlinder weer tot voorouder heeft. Want die rupsen zijn vraatzuchtige beesten, die dagelijks meer voedsel tot zich nemen dan hun gewicht bedraagt. Bij millioenen verspreiden ze zich over de boomgaarden, moestuinen en bossen en richten grote schade aan. Geen wonder, dat houtvester, tuinier en kweker samenspannen, om deze plaag te bestrijden met de hulp van vogels en andere insecten, b.v. sluipwespen.

Men verdeelt de vlinders in dagvlinders en enige andere, die men vroeger wel nachtvlinders noemde. Laatstgenoemde hebben meestal een dik achterlijf en brede sprieten (antennes) (ze vliegen echter lang niet alle ’s nachts), terwijl de dagvlinders slank zijn en draadvormige voelhorens bezitten. Tot de dagvlinders behoren o.a. het welbekende koolwitje, de dagpauwoog, de koninginnepage, ook wel zwaluwstaart genoemd, de grote vos, de zwarte koningsmantel, de ligusterpijlstaart en de admiraal. De meest bekende der z.g. nachtvlinders zijn: de pijlstaarten, uilen, spinners en spanners, waartoe behoren: de doodshoofdvlinder, de bruinebeervlinder, het rode weeskind, de wilgenhoutrupsvlinder, de zijderupsvlinder en de nachtpauwoog.

< >