Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Bloemen

betekenis & definitie

Een van de prettigste, aanlokkelijkste onderwerpen, waarover men maar kan schrijven in de Encyclopedie voor Jongeren, omdat die beide: bloemen en jeugd, zo prachtig bij elkaar passen.

Wat zijn bloemen eigenlijk? Wel zeg je: bloemen zijn het allermooiste in de natuur. Bloemen zijn: geur en kleur van de schepping. Zonder bloemen... wat zou alles er armoedig en doods uitzien! Door de bloemen komt het juist, dat de lente zo vol van belofte is en de zomer zo overweldigend rijk aan weelde.

Zeker, allemaal heel waar, maar het allermooiste van de bloemen blijft altijd, dat zij zo’n mooie functie hebben in het natuurleven. ’k Zou niet graag willen zeggen: bloemen zijn zo nuttig, want dit woordje nuttig past beter bij de tafels van vermenigvuldiging dan bij de fijnheid en teerheid van een bloem. Laat ik liever zeggen: de bloemen doen zo’n prachtig werk; ze zijn een onmisbare schakel in de harmonie van het natuurleven.

In de lente of den zomer, zodra haar tijd gekomen is — want iedere bloemensoort heeft haar eigen tijd van bloei en ze vergist zich nooit — ontvouwen zich langzaam en geleidelijk de prachtig opgerolde kelkblaadjes, die het bloempje beschermen en de tere, fijngekleurde kroonbladen komen te voorschijn en spreiden zich uit in den zonneschijn, verder en verder, tot het gouden hart zichtbaar is.

Binnen in de bloem zitten de meeldraden als kleine, grijze knopjes eerst, saamgevouwen tot een onaanzienlijk bundeltje, maar weldra springen ze open, om het gele stuifmeel door te laten, klaar om het leven voort te zetten tot in het volgende seizoen.

Want bloemen zijn meer dan versiersels van de plant: ze zijn de uithangbordjes, die met kleur en geur luid verkonden: hier is honing te koop. Neen, niet in den gewonen zin. En toch... is het niet alsof de bij ruilhandel drijft — haar werkkracht geeft voor zoveel gram honing?

De bijen vliegen af en aan in de zonnige zomerlucht; straks steken ze hun slurfjes in de diepe kelken om den honing te puren, en spelenderwijs strijken haar harige lijven langs het fijne stuifmeel, dat ze verder dragen, naar andere stampers, die wachten op de levenskiemen, waardoor straks de jonge vruchtjes moeten groeien.

Rustig werkend voor hun wintervoorraad, helpen de bijen vanzelf mee aan het grote levenswerk, dat in de natuur wordt voltrokken.

In de natuur werken geheimzinnige weldoende krachten, die men niet zo dadelijk opmerkt. Op ’t eerste gezicht lijkt zo’n bloem een nutteloos siersel, een luxe-poppetje in de schepping, maar wat doet zij een groot werk, door mee te helpen aan den opbouw van het leven!

En dan heeft een bloem nog iets heel merkwaardigs: ’t is een van de weinige, mooie dingen, die nooit vervelen. Een mooi huis wordt alledaags, als je er lang in woont; een nieuwe fiets zie je na drie weken niet meer, maar een bloem is een bron van steeds nieuwe verrukking voor ieder, die er oog voor heeft.

Als we ons hier eens volkomen goed indenken, wat zijn we dan toch rijk, 't hele jaar door! Dat begint al in ’t vroege voorjaar, als de knoppen beginnen te zwellen en we op een eersten mooien Februaridag thuiskomen met een armvol zacht fluwelige, parelgrijze wilgetakjes, die stellig met gejubel worden begroet als allereerste lenteboden.

Waarom ze katjes heten? De bekende folklorist D. J. van der Ven vertelt in zijn mooi boekje over bloemen, hoe de katten in het oude geloof van onze Germaanse voorouders de geliefde dieren waren van Freya, de godin der vruchtbaarheid, die iedere lente weer haar blijden intocht hield in haar wagen, bespannen met katten.

Als we den fijnen hazelaar, de stijve vingerkatjes van den berk en de elzetakken, waar, naast de jonge katjes, de oude elzeproppen nog aan zitten, wat oordeelkundig behandelen en ze niet direct in de warme kamer zetten, kunnen we ze heel lang goed houden en het bloeien mooi bestuderen. Dat geeft een bloeivreugde tot diep in den zomer, als ons huis al vol staat met andere bloemen. In Februari zijn er ook al de sneeuwklokjes, die zo heerlijk fris hun kopjes opsteken, lang voordat het nieuwe gras begint te groenen, — de anemoontjes met hun tere kleuren, een zinnebeeld van hoop en vertrouwen, die de barre koude dapper trotseren. Deze laatste bloempjes prijken het mooist in de bossen, als allerwege de knoppen openspringen; Maartse viooltjes kun je vinden in ’t bos. De kleine, aardige driekleurige viooltjes, die je met rustige gezichtjes aankijken, groeien vooral veel tussen ’t koren, maar later in den tijd.

In de zonnige, frisse lenteweiden prijken de fijne pinksterbloemen, de paardebloemen, de boterbloemen en madeliefjes, de rode en witte klaver. Heerlijke boeketten kun je maken van al die soorten bij elkaar, die in een grote pul van groen aardewerk haast nog mooier in de huiskamer staan, dan bloemen uit den winkel.

Op vochtigen grond, aan den slootkant of tussen ’t riet vind je de prachtige, goudgele dotterbloemen met haar dikke stelen; op zandgronden stralen als gele vlammenbundels in den voorzomer de bloeiende bremstruiken langs de bospaden en wegen. Een boeket brem in een grote, donkere vaas, mooi wijd uit gezet, is ’t heerlijkste, wat je maar denken kunt, maar... een bremstruik in zijn eigen omgeving is toch altijd nóg mooier!

Met dat bloemenplukken is ’t een vreemd geval: als moeder, toen je een kleine hummel was, die pas zo’n beetje lopen kon, je ’s zomers tussen de madeliefjes in ’t gras zette, rukte je alle bloempjes en grasjes met volle handen uit en strooide ze schaterend van pret om je heen. Een uurtje later lagen ze slap en verlept naast je.

Later, toen je schoolkind was, ging je op Woensdag- of Zaterdagmiddag bloemen plukken. Je had een grote bos bijeen van alles en nog wat, soms leek ’t meer op een bos voer voor de geit dan op een tafelversiering. Maar enfin... je sleepte ’t rommeltje mee, je werd moe en de bloemen werden zwaar en leken helemaal niet fris meer... plof, soms vlak bij huis gooide je ze weg. Zonde van de bloemen en zonde van je moeite.

Maar later ben je verstandiger geworden. Je hebt meer en meer oog gekregen voor de schoonheid van de natuur: je plukte nog alleen, als je er werkelijk een doel mee had, ’t zij voor studie of om in een somber hoekje van kamer of schoollokaal de lente binnen te halen. En dan nog alleen soorten, waarvan je wist, dat je ze den helen weg naar huis goed kon houden.

Blauwe klokjes b.v. doe je beter te laten staan, evenals ereprijs en nog een paar andere soorten.

Van een wilden plukker ben je al een verstandige plukker geworden en misschien komt er nog een tijd, dat je helemaal geen bloemen meer afplukt of hoogst zelden.

’t Zal je misschien zo gaan als 't mij gegaan is: als ik zo’n schitterende bremstruik zag stralen tegen ’t donkere groen van een dennebos of een heel laantje vol lijsterbes of bloeiende acacia of een wei, bespikkeld met boterbloemen, dan kon ik soms zo’n bewondering en eerbied voelen voor al die heerlijkheid, dat ik ’t plukken vergat.

Feitelijk zou het maar ‘t beste zijn, dat we allemaal een stilzwijgende afspraak maakten, om niet te plukken, maar onze bossen en weiden ongerept te laten. Dan zouden duizenden mensen ervan kunnen genieten, meer nog dan nu en ’t zou nooit voorkomen, dat een particulier bos of park behoefde te worden gesloten tengevolge van de vernielzucht van jong en oud... ja ook van volwassenen helaas!

De fleurigheid van onze kamers hoefde daar niet onder te lijden, want een versiering met bloeiende planten en met bolgewassen in ’t voorjaar kan zeer stellig heel mooi zijn en verder kun je tegenwoordig ook in onze grote steden voor een paar dubbeltjes gekweekte bloemen krijgen te kust en te keur.

Sommige volksbuurten in Amsterdam lijken op Zaterdagavond ware bloementuinen: tulpen, lelietjes, viooltjes, die ook in potjes te krijgen zijn, mooie gekweekte anemonen, mimosa, rozen, druifhyacinthen, gladiolen, herfstasters, hulst en mistletoe: ’t zijn maar een paar soorten, opgenoemd uit de rijke verscheidenheid, die ’t hele jaar oplevert, zodat niemand met lege vazen behoeft te zitten.

Even een apartje met mijn lezeressen: als je bloemen koopt, denk dan niet alleen aan de schoonheid van de bloemen, maar ook even terloops aan de vazen en vaasjes, die je thuis hebt. Zet geen grote tulpen in een te laag vaasje, zodat ze als treurwilgen over den rand hangen; prop geen bos gladiolen in een smalle hoge vaas, zodat ze vlak op elkaar staan. Kies voor tulpen met tere kleuren bij voorkeur groen of grijs aardewerk, voor rozen een glazen bowl, voor druifhyacintjes een klein donker pulletje. Zo kun je je boeket nog ééns zo mooi maken, als je zorgt, dat hij in de geschikte vaas terechtkomt!

Een nóg prettiger bezigheid dan het bloemen plukken of bloemen kopen is het zelf kweken; een liefhebberij, waar je ’t hele seizoen pleizier van hebt en die je nooit verveelt.

Ieder is geen kweker, zul je zeggen. Neen, maar ieder kan in een apart hoekje van z’n tuin, met wat toewijding en zorg, aardige resultaten bereiken.

Een prachtige instelling op dit gebied is de Centrale Vereniging voor school- en werktuinen, die in bijna alle plaatsen van enige betekenis in ons land haar afdelingen heeft.

Hier kan iedere jongen en ieder meisje, dat ten minste negen of tien jaar oud is, zich opgeven en tegen betaling van een kleinigheid meedoen aan het hele werk, dat de tuin te doen geeft.

Alles zelf doen en alles leren! Ieder krijgt er z’n eigen stukje grond, waarop groente wordt gekweekt en waar ook zo in den loop van ’t jaar heel wat snijbloemen af komen, die je dan triomfantelijk mee naar huis neemt.

Maar nu zou ik ’t alleen hebben over bloemen en dan wil ik je nog even vertellen, welke bloemsoorten je zoal in je eigen tuin of in den tuin van de vereniging kunt kweken. Hier volgen enige soorten, éénjarige zaaibloemen, die geschikt zijn om te snijden en in vazen te zetten:

Asters — Struisveder; Zomerviolieren (Cheiranthus annuus fl. pl.); Riddersporen (Delphinium ajacis fl. pk); Chinese anjelieren (Dianthus chinensis); Phlox Drummondi gr. fl.; Papavers (Shirley Poppy en Rhoeas fl. pk; Salpiglossis variabilis grandiflora); Scabiosa atropurpurea; Verbena hybrida; Leeuwenbekken (Antirrhinum majus); Zinnia elegans fh pk; Goudsbloem (Calendula officinalis); Calliopsis bicolor; Korenbloem (Centaurea Cyanus); Chrysanthemum carinatum; Clarkia elegans fh pk; Slaapmutsjes (Eschscholtzia); Gaillardia picta; Godetia; Juffertje in ’t groen (Nigella damascena); Afrikaan (Tagetes); Zonnebloem (Helianthus).

Al deze soorten kunnen in half April buiten worden gezaaid en geven in den loop van den zomer overvloedig snijbloemen, enkele zelfs tot laat in den herfst.

Éénjarige zaaibloemen, niet geschikt als snijbloem, zijn: Dwergasters, Balsaminen, Petunia, Portulaca, Dimorphoteca, Iberis, Lavatera, Linaria, Lobelia, Lupinen, Malope, Mimulus, Nemesia en Silene.

De kweekwijze is dezelfde als bij de snijbloemen.