Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Oranje

betekenis & definitie

Bij het lezen van het woord „Oranje” springt er wat open in het hart van iederen Nederlander, die iets van zijn geschiedenis weet, en telkens is er dan weer belangstelling gewekt, die wij ook hier willen trachten te bevredigen.

Niet ver van Avignon, (30 K.M. N.O.) in het departement Vaucluse, ligt het plaatsje Orange (11.000 inw.), vroeger de hoofdplaats van ’t prinsdom van dien naam. Onder de heerschappij der Galliërs heette het Arausio. Keizer Augustus maakte er een belangrijke Romeinse nederzetting van, die echter herhaaldelijk door de barbaren verwoest werd. Karel de Grote vestigde er een graafschap.

De bakermat van het huis van Oranje ligt echter niet hier, maar in Les Baux-en-Provence, nabij St. Rémy en zuidelijk van Avignon tussen Arles en Tarascon gelegen. Een der heren van Les Baux, Bertrand I, huwde in het midden der 12de eeuw Tiburge, erfgename van Oranje, hetzij als dochter, of als zuster van Raimbaut III van Oranje. Deze Bertrand de Baux, door zijn huwelijk Graaf van Oranje, verkreeg van den Duitsen Keizer Frederik I, genaamd Barbarossa (1123—1190), tevens Koningvan Arles, den titel van Prins van Oranje, naar men vermoedt in het jaar 1178. De Keizer verleende, luidens dc oorkonde: „aan Bergrand de Baux en de zijnen de macht en „de bevoegdheid met ontplooide vaandels „te marcheren van de Alpen tot aan de „Rhône en van de Isère tot aan de Middellandse zee, hij bevestigde hem nogmaals in „alle vorstelijke voorrechten, door zijn keizerlijke voorgangers aan Bertrand verleend, wien hij den titel gaf van Prins, „voor zich en zijn nakomelingen; en de „souvereine kroon, die door zijn voorgangers als Graven gedragen was, werd hem „als Prins plechtiglijk op de slapen gedrukt”.

Het géslacht der heren van Baux, prinsen van Oranje, was een machtig, trots en gevreesd geslacht, en de oude kronieken gewagen van de dapperheid, behendigheid en kracht, door hen bij tournooien aan den dag gelegd. Bertrand I werd in 1183 vermoord, vermoedelijk op aanstichten van den graaf van Toulouse.

Het op een steile rots, met loodrechte wanden van bijna 100 Meter hoog, gelegen kasteel was vrijwel onneembaar. Men weet niet, wanneer het gebouwd is; verwoest werd het in de 15de en daarna zeer grondig in de 17de eeuw.

Trots als een adelaarsnest ligt de ruïne nu nog op den top van de rots, ongenaakbaar. In de onmiddellijke nabijheid ligt het stadje Les Baux, dat eenmaal vier- a achtduizend inwoners telde; thans wonen er nog slechts tachtig. Het stadje is zeer schilderachtig tegen de rots gelegen, er staan nog enkele huizen uit de 17de eeuw en verder een zeer eenvoudig kerkje en de overblijfselen van een klooster van veel ouder datum, waarschijnlijk uit de 12de of 13de eeuw. Hier was eenmaal een centrum van geestelijk leven, hier werden de zangwedstrijden der troubadours gehouden, hier speelden zich' de sagen en legenden af van wreedheid en vroomheid, misdaad en liefde. En van deze plaats is het, dat Mistral dicht: „Van Baux zal ik mijn hoofdstad maken! „Op de rots zal ik mijn oud kasteel herbouwen”. (Mireille)

Uit den aard der zaak hadden de heren van Baux, nu prinsen van Oranje, ook te Orange — waar nog heden een standbeeld voor Raimbaut II (overleden 1099 te Antiochië) aan de oude gravenfamilie herinnert — hun kasteel. Het is niet bekend, wanneer het gebouwd is, doch zeker is, dat het reeds in 1246 in een officieel stuk wordt genoemd. Oorspronkelijk was hier een Gallische versterking, later een Romeins vestingwerk. Het kasteel was zeer sterk, hoog op een steilen heuvel gelegen en van dikke muren voorzien. Niettegenstaande de hoge ligging was er steeds overvloedig water uit een bron, die zomer en winter vloeide.

In 1470 wordt het kasteel opnieuw genoemd, toen er een zitting van het parlement in gehouden werd. In 1544 ging het prinsdom in het geslacht der Nassau’s over.

Dit geslacht komt eerst met zekerheid in de 12de eeuw voor, het splitste zich weldra in twee takken, waarvan de jongste het kleine vorstendom Nassau-Dillenburg behield, doch tevens grote bezittingen in de Nederlanden verwierf. De grootvader van Willem den Zwijger, Jan, had twee zoons, Hendrik en Willem. Hendrik verkreeg o.a. Luxemburg en Willem, die tot het Protestantisme overging, volgde in de Duitse bezittingen op. Hendrik huwde in 1515 Claude van Chalon, zuster van Philibert van Oranje. Hun zoon René van Nassau-Chalon, prins van Oranje, volgde hem op.

In 1544 sneuvelde René van Chalon in de loopgraven van St. Dizier en daar hij kinderloos was, kwamen zijn waardigheden en bezittingen aan zijn vollen neef, Willem van Nassau, onzen Willem den Zwijger, die op elf-jarigen leeftijd Willem IX, Prins van Oranje werd. Zodoende kwam de prinselijke waardigheid van Oranje, via de huizen van Les Baux en Chalon in het geslacht Nassau. (Zie ook: Nassau).

’t Kasteel te Orange had intussen in de Franse godsdienstoorlogen en vooral in den derden (1568—1570) veel geleden en eerst in dit laatste jaar kon Prins Willem er bezit van nemen. Diens opvolger werd zijn oudste zoon Philips en, na diens dood, prins Maurits, die het kasteel in 1621 liet herstellen en versterken.

Dit sterke, bijna onneembare kasteel, is echter nimmer belegerd en vond op roemloze wijze zijn einde.

De Franse koningen zagen natuurlijk met leedwezen deze sterkte te midden van hun gebied en reeds in 1570 koesterde koning Karel IX (1550—1574) het voornemen haar te doen slechten. De versterkingen, door Maurits aangebracht, maakten deze stemming niet beter en bij den dood van stadhouder Willem II nam Lodewijk XIV de stad en het kasteel in „bewaring” tot de meerderjarigheid van stadhouder Willem III.

Deze „bewaring” bestond o.a. hierin, dat hij de stad liet ontmantelen; het kasteel liet hij echter onaangeroerd. In 1673, tijdens den oorlog met ons land, liet hij ook het kasteel geheel verwoesten.

Willem III kreeg bij den Vrede van Rijswijk (1697) het prinsdom terug, maar na diens dood (1702) nam Lodewijk XIV het weder in bezit en schonk het aan den graaf de Conti, die een Bourbon was. In 1731 werd het definitief bij Frankrijk ingelijfd.

Van alle prinsen uit het huis van Oranje is de grootste en voor ons verreweg de belangrijkste Prins Willem, zeker niet ten onrechte de Vader des Vaderlands genoemd.

Zoon van Willem den Rijken (zo genoemd, omdat hij vooral rijk aan kinderen was: vijf zonen en zeven dochters) en Juliana van Stolberg, een vrouw van voorbeeldig karakter en ongeveinsde godsvrucht, heeft hij alles: zijn geld en goed, zijn grote gaven van verstand en hart en ten slotte zijn leven aan de vrijheid des gewetens en de onafhankelijkheid van ons Vaderland gegeven. Reeds op elfjarigen leeftijd heerser over een uitgestrekt gebied, werd hij naar Brussel gezonden om daar zijn opvoeding aan het hof van Karel V te ontvangen, bij wien hij als page in dienst trad. Weldra erkende deze de buitengewone scherpzinnigheid van den knaap en op den leeftijd van vijftien jaar was hij diens vertrouwde. Op eenentwintigjarigen leeftijd vertrouwde Karel V hem, met voorbijgang van zoveel anderen, het opperbevel toe van het leger aan de Franse grenzen, waarvan hij zich voortreffelijk kweet. Het ligt niet binnen het bestek van dit werk zijn levensloop stap voor stap te volgen; hoeveel wij hem verschuldigd zijn, is overbekend, moge het nimmer vergeten worden. Minder algemeen bekend is misschien de wijze, waarop hij den bijnaam „de Zwijger” verwierf.

Toen Willem voor een diplomatieke zending in Frankrijk was, sprak de Franse koning Hendrik II, menend, dat hij op de hoogte was, hem over de afspraak tussen Philips II en Hendrik II om alle belijders van den nieuwen godsdienst in hun land te doen ombrengen. Prins Willem hoorde het bericht van deze samenspanning van beide vorsten tegen hun onderdanen zo onbewogen aan, dat de koning niet bemerkte, welk een groven misslag hij begaan had. Sedert dien noemde men hem „den Zwijger”, welke bijnaam door deze vorsten wel niet als een loftuiting bedoeld is geweest.

Zijn zonen, Maurits, die het grondgebied van de Spaanse legers zuiverde, en Frederik Hendrik, die den vijand zijn laatste vestingen ontnam, drukten de voetsporen huns vaders en Willem III redde in 1672 het Vaderland opnieuw.

Met hem was het huis van Oranje in de rechte lijn uitgestorven. Willem Lodewijk, zoon van Jan den Ouden (broeder van Prins. Willem) en stadhouder van Friesland, Groningen en Drente, was gehuwd met Anna, dochter van Prins Willem en Willems achterneef, Willem Frederik, met Albertine Agnes, dochter van Frederik Hendrik, zodat, omdat de rechte lijn uitgestorven was, de prinselijke waardigheid op de Friese Nassau’s overging en wel op hun kleinzoon Johan Willem Friso. Sedert dien heeft de erfopvolging zonder onderbreking plaats gevonden.

Het zal uit deze korte opsomming wel duidelijk zijn, dat het lot van Nederland en Oranje onverbreekbaar is aaneengesmeed en dat wellicht nergens de band tussen Vorst en Volk zo hecht is en met zoveel opofferingen bezegeld. Kan „Oranje nimmer genoeg voor Nederland doen”, wij Nederlanders zullen het Huis van Oranje nooit genoeg liefde en dankbaarheid kunnen toedragen.

Overheersend is bij ons allen wel de indruk, dat waarlijk geen bloot toeval Oranje tot Nederland bracht, maar dat boven alles uit de leiding is te zien van den Koning der koningen, Wiens hand volk en vorstenhuis in liefde samenbond.