Wat is de betekenis van ontmantelen?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ontmantelen

ontmantelen - Werkwoord 1. (ov) een geheel dusdanig in delen uiteennemen dat het niet meer als geheel functioneert De bezetter ontmantelde het gehele havenbedrijf. Woordherkomst Afgeleid van mantel met het voorvoegsel ont- en met het achtervoegsel -en Verwante begrippen afb...

2024-04-26
Historische collectie Nederland

Rijksdienst voor het cultureel erfgoed (2019)

ontmantelen

Ontdoen van de mantel, in het bijz. een vesting van haar buiten- en voorwerken.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ontmantelen

v., ûntmantelje.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ontmantelen

(ontmantelde, heeft ontmanteld), ontdoen van iets dat bij een mantel kan worden vergeleken; inz. een stad van de omwalling ontdoen, haar muren slechten: hij deed Brugge ontmantelen en de grondslagen leggen voor een kasteel.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ontmantelen

ontmantelde, h. ontmanteld (eig. van de mantel ontdoen, steeds fig.); een vesting ontmantelen, haar wallen slechten.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ontmantelen

(ont'mantələn) (ontmantelde, heeft ontmanteld) 1. van mantel, hulsel ontdoen. 2. van de omwalling ontdoen, de muren slechten : een vesting -. 3.van de nodige machines ontdoen : fabrieken→ de industrie -. Tgst. bemantelen.

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ontmantelen

(ontmantelde, heeft ontmanteld), ontdoen van iets dat met een mantel kan worden vergeleken; b.v. de muren van een stad slechten-,fabrieken, industrie van machines en ander potentieel ontdoen: de staatsmijn Maurits werd in 1968 ontmanteld.

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Ontmantelen

(ontmantelde, heeft ontmanteld), ontdoen van iets dat bij een mantel kan worden vergeleken; inz. van eene stad, haar van de omwalling ontdoen, hare muren slechten : kif deed Brugge ontmantelen en de grondslagen leggen voor een kasteel. ONTMANTELING, v.