Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Oesterteelt

betekenis & definitie

Hieronder wordt verstaan het telen van de oester, een weekdier, dat leeft in een platte schelp, bestaande uit twee onregelmatige, schilferige helften. Die beide helften, waarvan de ene aan den bodem is vastgegroeid, sluiten stevig op elkaar.

De oesters leven op bepaalde plaatsen bij elkander. Zo’n plek noemt men een oesterbank.

Die banken liggen dicht langs den oever, want in diep water kunnen de oesters niet leven.Gedurende den zomer zweeft er heel wat broed in het water en hieruit ontwikkelen zich larfjes, die van schelpjes voorzien zijn. Daar de schelp zeer snel groeit, neemt het gewicht toe, de diertjes kunnen zich dan niet meer drijvende houden, zinken en hechten zich tenslotte vast aan den bodem. Ze leven daar van heel kleine, zwevende wezentjes, die zich in het water bevinden en die hun door het stromende water worden toegevoerd.

Millioenen van die oester-larfjes sterven door stormweder, door onvoldoende zoutgehalte van het water, door te lage temperaturen, door voedselgebrek enz., of worden onder het slib bedolven.

Daar de oester een door sommigen zeer gewaardeerde en duur betaalde lekkernij is, heeft men in Zeeland al lang pogingen aangewend, om de oesterteelt te bevorderen.

De Zeeuwse stromen zijn een geschikte woonplaats voor de dieren. Reeds eeuwen lang „rapen” de Zeeuwen mosselen en oesters op de zandplaten, of „korren” ze met hun scheepjes. De „kor” is een sleepnet, dat de dieren van den bodem losscheurt.

Met dat „korren” roeit men echter de oester uit, de banken raken spoedig uitgeput. Zo heeft dus de regering ingegrepen en de banken in percelen verdeeld en verpacht.

Op den bodem van die percelen liggen met kalk bestreken dakpannen. Daarop hechten de oesters zich vast. Elk jaar voegen de oesters een rand aan hun schelp toe; daardoor kan men dus hun ouderdom bepalen. Ze worden ongeveer tien tot twaalf jaar oud, maar op drie- a vierjarigen leeftijd zijn ze voor den handel geschikt. Intussen gaat men op gezette tijden per schip naar de oesterperken, haalt alle pannen met grote schepnetten op, kijkt de oesters na en reinigt de pannen van zeesterren, kreeften en krabben, de vijanden van het oestervolk — en daarna worden de pannen weer uitgezet.

Zijn de oesters groot genoeg, dan haalt men ze voor het laatst op en brengt ze in de z.g. oesterputten, waaruit men ze, als er een bestelling binnenkomt, te voorschijn brengt, om de oesters kersvers, stijf op elkander, in vaatjes te pakken, zodat ze hun schelpen niet kunnen openen.