Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Christendom

betekenis & definitie

Om een omschrijving te geven van wat wij onder „Christendom” hebben te verstaan, zonder het gevaar te lopen van alle kanten wegens onjuistheid, onnauwkeurigheid en onvolledigheid te worden aangevallen, zouden we over meer kennis en wijsheid moeten beschikken, dan waarover een groot deel der mensheid in bijna 2000 jaar blijkt te hebben beschikt.

Dikke boeken en zware verhandelingen zijn en worden geschreven, om het begrip Christendom duidelijk te maken, maar het spreekt vanzelf, dat wij daarop hier niet in kunnen gaan en ons bepalen moeten tot een korte beschrijving, in grote trekken, van het ontstaan en de ontwikkeling van het Christendom, zoals die ons uit den Bijbel (het Nieuwe Testament) en de kerkgeschiedenis blijken.

Omstreeks het begin van onze jaartelling werd te Bethlehem uit het volk der Joden door Goddelijke kracht als mens geboren Jezus Christus, Die naar eigen getuigenis als Zoon van God op aarde kwam, om de mensheid, welke, naar de Bijbel leert, in zonde gevangen is, daarvan te verlossen. Hij moest daarom in haar plaats den toorn van God dragen; d.w.z. lijden en sterven, opdat door het geloof in Hem en het door Hem volbrachte werk, de mens weer met God kon worden verzoend.

Ongeveer 30 jaar oud begint Jezus dit onder het volk Israël, de Joden, te leren. Dezen echter, die onder de macht zuchtten van het Romeinse rijk, zagen met verlangen uit naar een Messias, die hen, naar de Profetieën van het Oude Testament, zou verlossen uit hun diep verval en Israël als volk weer zou vrijmaken, waarbij alles in den vroegeren luister van het koninkrijk Israël zou worden hersteld. Alhoewel er waren, die Jezus’ prediking van berouw en vergeving van zonden aanvaardden, keerde de grote massa zich van Hem af, niettegenstaande Hij vele wonderen en tekenen onder hen deed, waarvan de Evangeliën vol staan. Op aansporing van hun voorgangers eisten zij ten slotte van Pontius Pilatus, die in die dagen in naam van den Romeinsen keizer stadhouder was over Judéa — een gedeelte van Palestina — Zijn dood. Pilatus voldeed aan hun wens. Jezus werd gekruisigd, na vele mishandelingen te hebben verduurd, maar verrees na enkele dagen weer uit de doden en is teruggekeerd naar den hemel voor de ogen Zijner verbaasde discipelen.

Dit alles wordt zeer uitvoerig in de eerste boeken van het Nieuwe Testament beschreven, terwijl in de Christelijke landen als herinnering aan deze gebeurtenissen nog steeds het Kerstfeest (als geboortedag), Goede Vrijdag (als sterfdag), Pasen (als opstandingsdag) en Hemelvaartsdag worden gevierd. Toen op den op Jezus’ hemelgebleven discipenaren, ontvingen Pinksterdag, volgende vaart, de Hem trouw len tezamen vergaderd zij naar Jezus’ belofte den Heiligen Geest. Deze werd hun gezonden als Trooster in Jezus’ plaats en zou hen verder leiden in de Waarheid, voor de zonde bewaren en hen altijd weer van het werk van den verrezen Heiland spreken. Hij vervulde hen met grote kracht en vrijmoedigheid, zodat zij uitgingen, om ook aan anderen — en dat waren natuurlijk weer allereerst hun volksgenoten — het Evangelie, wat letterlijk zeggen wil: de Blijde Boodschap, te verkondigen, van den weliswaar gestorven, maar ook opgestanen en ten hemel gevaren Christus.

Aanvankelijk bepaalden zij zich tot Jeruzalem en later tot Palestina, doch de toenemende vervolging der Joden verdreef hen al spoedig van daar, met het gevolg, dat ook andere volkeren met de leer van het Christendom in aanraking kwamen en ertoe werden bekeerd.

Vooral de apostel Paulus heeft in de verbreiding van het Christendom een groot aandeel genomen en heel Klein-Azië, Griekenland en ook Rome bezocht; misschien zelfs ook Spanje.

Meen nu niet, dat dit alles zo vanzelf ging. Er was groot verzet, niet alleen van ae Joden, maar ook van den kant der Romeinse wereld, waar toen juist de vergoding der Keizers haar hoogtepunt bereikte. De Christenen, die natuurlijk deze keizers niet als god aanbidden konden, kwamen in botsing met het Staatsgezag en bloedige vervolgingen waren het gevolg. Maar ook nu bleek, dat een geestelijke beweging met geweld niet te onderdrukken is: „het bloed der martelaren is het zaad der kerk.” Hiermede bedoelt men, dat juist de moed en de blijdschap, waarmee de martelaren hun vreselijk lot ondergingen, velen tot het inzicht brachten, dat de belijdenis, waarvoor zij blijmoedig leden en stierven, van wezenlijke betekenis moest zijn en zij in ’t bezit waren van een hogere waarheid, die tot bewondering en onderzoek leidde, waarop weer nieuwe belijders werden gewonnen.

Op een enkele uitzondering na vervolgden al de Keizers de Christenen, maar vooral Nero, Domitianus en Diocletianus hebben door hun wreedheid voorgoed hun regering gekarakteriseerd: men leest hun daden niet zonder huivering, maar tegelijk met groten eerbied voor den moed der gemartelde Christenen, die zingend en biddend den dood zijn ingegaan.

In 313, een jaar nadat Keizer Constantijn de Grote triomferend Rome was binnengetrokken, kwam voorgoed een einde aan alle vervolging der Christenen. En het is wel treurig, dat, wanneer wij dan nog eens van strijd moeten spreken, die niet een gevolg is van verzet tegen het Christendom, maar van onderlinge twisten der Christenen zelf. Maar hiermee komen we tot een ander punt, dat ons nog te behandelen blijft.

Van het bovengenoemde jaar 313 af heeft het Christendom zich steeds verder, eerst over de toenmaals bekende wereld, verbreid en bij het ontdekken der nieuwe werelden aan het einde der Middeleeuwen en het begin der Nieuwere Geschiedenis is het kruis den soldaat en koopman op den voet gevolgd, zó, dat er nu nauwelijks meer gesproken kan worden van volken, die met het Christendom nog niet in aanraking kwamen.

Systematisch wordt door allerlei organisaties thans gemissioneerd of wel „zending gedreven”, zoals men de verbreiding van het Evangelie in heidenlanden noemt. Dit geschiedt met aanwending der meest moderne hulpmiddelen — medische zending, onderwijs, drukwerken, met verspreiding van den Bijbel door de Katholieke Missies, door het Brits en Buitenlands Bijbelgenootschap en in ons land door het Nederlands Bijbelgenootschap en met toepassing der nieuwste uitvindingen als radio, vliegtuigen etc., waarmee volken en landen worden bereikt, wier bewerking anders schier onmogelijk zou zijn. Ook herinneren wij aan de vele kloosterlingen, die zich in alle werelddelen aan deze taak wijden.

Geniet het Christendom dus thans een tijd van rust en vrede naar buiten, juist in onze dagen zijn er kentekenen, die er op wijzen, dat daaraan hier en daar een einde komt en opnieuw een strijd ontbrandt tussen de Christenen en het Staatsgezag: speciaal in enkele Europese landen.

We hebben nu in wel heel grote trekken den ontwikkelingsgang gevolgd van het Christendom in zijn verbreiding naar buiten; doch ook innerlijk is er steeds van veel strijd sprake geweest.

Beleefde de Christelijke kerk kort na den eersten Pinksterdag — dat is de dag, waarop volgens Handelingen 2 de Heilige Geest werd uitgestort en die nog steeds als herdenking hiervan wordt gevierd — van haar ontstaan en vóór de vervolgingen losbraken een korten tijd van in- en uitwendigen vrede en eensgezindheid, reeds spoedig openbaarden zich meningsverschillen, nu eens veroorzaakt door hen, die te kwader trouw zich bij de Christenen met allerlei bijbedoelingen hadden aangesloten, dan weer door hen, die te goeder trouw dwaalleringen aanhingen, waartegen de kerk met kracht optrad.

Reeds de Apostel Paulus, vroeger genoemd, waarvan vele brieven aan verschillende Christelijke plaatselijke gemeenten geschreven, in het Nieuwe Testament bewaard zijn, treedt met grote strengheid tegen dwaalleraars op. Zijn gezag en dat der andere Apostelen, die reeds als discipelen tijdens Jezus’ leven met Hem hadden verkeerd, was in ’t begin groot genoeg, om aan de pogingen der „ketters”, zoals de dwalenden werden genoemd, een einde te maken, althans aan hun openlijk werk. Maar toen na ± het jaar 100 de laatsten der Apostelen waren gestorven (velen werden door marteling ter dood gebracht) begonnen de moeilijkheden eerst recht. Was het door de voortdurende vervolgingen niet altijd dadelijk mogelijk met ketterse leringen af te rekenen, na het jaar 313 (zie boven) stelde de kerk orde op hare zaken en wel door telkens op opeenvolgende kerkvergaderingen of concilies bepaalde en omlijnde voorschriften te geven. Zo wordt dan reeds in 325 nog bij het leven van Constantijn den Grote het bekende concilie van Nicéa (in Bitynië) gehouden, het eerste van een lange rij, waar het Arianisme (naar Arius, den voornaamsten voorstander daarvan, genoemd) als ketterij werd veroordeeld.

Van groot belang voor de geschiedenis van het Christendom is ook het Pausdom. Na Constantijns dood waren er vier patriarchen: te Rome, Byzantium (= Constantinopel, door Constantijn in plaats van Rome tot zijn hoofdstad gekozen), Antiochië en Alexandrië.

Ook enige bisschopszetels in ’t bijzonder werden weer om persoonlijke of plaatselijke redenen van groter belang dan de andere en zo ontstond langzamerhand een hele hiërarchie van geestelijken (hiërarchie betekent rangorde, speciaal van priesters), aan welker hoofd Rome’s bisschop gesteld werd.

Sindsdien is er sprake van de Rooms-Katholieke kerk, dat is dus de Algemene Christelijke kerk onder leiding van Rome. Er kwam verandering in dezen toestand in .

1054 toen er een grote scheuring in de kerk plaats had en een deel, onder leiding van den bisschop van Constantinopel, als Grieksorthodoxe kerk zich van de Rooms-Katholieke kerk afscheidde.

Het zou ons te ver voeren stil te staan bij alle strijdvragen, die in den loop van zoveel eeuwen opdoken en met min of meer succes werden beslecht. Waar als leer gold, dat de kerk zelf bepaalde, wat waarheid was en wat dwaling en van enig beroep op een beslissing geen sprake was, werden in de eerste tijden zij, die gewetensbezwaren hadden tegen enig leerstuk der kerk, als ketters vervolgd, menigmaal verbannen en soms zelfs gedood.

Toch groeide door de Middeleeuwen heen wel duidelijk een verzet tegen wat men beschouwde als misbruiken in de kerk. Er werd critiek geoefend op het leven van vele geestelijken, op de simonie — kopen der kerkelijke ambten — en op allerlei leerstellingen en gebruiken, b.v. den aflaathandel, zodat ten slotte allerlei tegenstromingen ontstonden, die ernstige mannen als woordvoerders vonden, tot het eindelijk in de 16e eeuw openlijk kwam tot nieuwe scheuringen, die wij onder den naam Hervorming gewoon zijn saam te nemen.

De bekendste Hervormers zijn voor West-Europa Luther, Zwingli en Calvijn, van wie vooral de laatste voor het ontstaan en de ontwikkeling der Protestantse kerk in ons land van beslissenden invloed is geweest. Ook in de Rooms-Katholieke kerk zelf heeft men de misstanden krachtig aangepakt. Speciaal dient daarbij genoemd te worden het Concilie (de kerkvergadering) van Trente (in Italië) van 1545 tot 1563, welks hervormingsbesluiten met kracht werden doorgevoerd. Voortgaand meningsverschil over allerlei vraagstukken van belijdenis en kerkinrichting heeft tot gevolg gehad, dat thans naast de oude Rooms-Katholieke kerk de Protestantse belijders van het Christendom in tientallen kerken en secten zijn verdeeld en de uit de Hervorming voortgekomen Nederlandse Hervormde kerk in ons land ziet zich eveneens door vele andere omringd.

Speciaal voor Nederland van belang is nog de Afscheiding uit de Nederlandse Hervormde kerk in 1834, waaruit onder leiding van Ds. H. de Cock te Ulrum en H. P. Scholte te Doeveren de Christelijk-Gereformeerde Kerk ontstond en de zogenaamde Doleantie in 1886. De Chr. Gerei. Kerken zijn met de Ned. Duits Geref. Kerken, die bij de Doleantie ontstonden, in 1892 vereenigd tot de Geref. Kerken. Een paar Christelijk Geref. Kerken gingen bij deze vereniging niet mee en behielden haar ouden naam. Alhoewel haar invloed niet zó diepgaand en ver strekkend is geweest als de meer Calvinistisch gezinde, dienen toch onder de belangrijkste kerken in ons land nog te worden genoemd: de Lutherse kerk, de Doopsgezinde, de Remonstrantse, enz. Verder kennen wij in ons land, naast de kerken, nog heel wat secten, doch het zou ons te ver voeren, die hier allemaal te gaan opnoemen.

Wij moeten hiermede volstaan, maar ’t spreekt vanzelf, dat slechts heel oppervlakkig en willekeurig enkele gegevens konden worden aangestipt over het Christendom in zijn ontstaan, geschiedenis en belijdenis, terwijl wij van zijn praktijk in zending en evangelisatie en werken der barmhartigheid — zieken- en krankzinnigenverpleging, werk onder ongelukkigen en armen — zelfs hier geen verdere melding kunnen maken. Maar het loont wel zeer de moeite, om verdergaande lectuur ter hand te nemen over een onderwerp, dat zo alle terreinen van het leven, ook in ons land, beheerst, als het Christendom dat in hoge mate doet.