Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Krokodil

betekenis & definitie

Zo heet de grootste van de thans nog levende reptielen. Hij behoort tot dezelfde soort dieren als de alligator.

In het artikel „Alligator” kun je de verschilpunten tussen beide diersoorten lezen. Alle krokodillen leven in de warme streken.

Het klassieke land van den krokodil is Egypte; hij komt echter ook in de oude Midden-Afrikaanse landen voor. De Nijlkrokodil is een reus, die een lengte van 9 M. bereikt.

Het gehele lichaam is bedekt met hoornen schilden, die vooral op den rug dik zijn. Hij is een vraatzuchtige rover, die ook voor den mens gevaarlijk is.

Het wijfje legt 30 tot 80 eieren, die de grootte van een ganzenei hebben. De schil is van ruwe, witte kalk.

De eieren worden in het zand begraven en door het wijfje bewaakt. Alle krokodillen zijn uitstekende zwemmers en duikers, maar aangezien zij door longen ademen, moeten ze om de 10 minuten aan de oppervlakte van het water komen, om lucht te happen.

Op het land zijn ze traag en bewegen ze zich langzaam. Alleen wanneer ze in gevaar verkeren, tonen ze, dat ze ook aan wal vlug kunnen lopen.

Gewoonlijk gaan ze ’s nachts op roof uit. Overdag liggen ze liefst met wijd geopenden muil op een zandbank en laten zich de zon in de keel schijnen.

Als ze hun middagdutje houden, zijn ze het minst gevaarlijk en kunnen we ze voorzichtig naderen. Daartoe trekken we er met een boot op uit en laten die liefst geruisloos met stroom mee naar een zandbank drijven, waar ze hun siësta houden.

Daar liggen ze, een stuk of twintig bij elkaar, als vermolmde boomstronken in de brandende zon. Naast hen op het zand, zelfs op de geschubde ruggen van de monsters, huppelen een paar vogels.

Dat zijn de krokodillenwachters. Ze zijn niet groter dan onze spreeuwen.

De reptielen doen hun geen kwaad. Ze dulden het zelfs, dat de brutale vogels in hun bek springen.

Onbevreesd wandelen deze tussen de verschrikkelijke kaken rond, pikken de bloedzuigers uit het tandvlees en verorberen ze met smaak, evenals de vleesresten van den laatsten maaltijd, die ze tussen de kiezen van daan halen. Die vogels zijn de tandenpoetsers van den krokodil.

Het ondier gunt hun het voedsel, omdat het op deze wijze de lastige bloedzuigers kwijt raakt. Dit samenleven van dieren van verschillende soorten op een voor beiden voordelige wijze noemt men symbiose. (Zie ook: (heremiet-) Kreeft en Zee-anemoon).Belangstellend beschouwen wij het wonderlijke tafereel een poosje. Dan geeft de hoofdman van de roeiers ons een wenk, de geweren ter hand te nemen en fluistert: „Let op, heren, nu schieten!” Twee schoten knallen en de ontploffende kogels hebben voor twee krokodillen hun werk gedaan. Ook de andere monsters richten zich verschrikt op, maar ze doen niet, wat wij verwachten: ze storten zich niet vluchtend in het water, maar zwaaien radeloos met hun afgrijselijke hoofden heen en weer. Daarbij openen en sluiten ze hun bek in een vervaarlijk snel tempo, dat het klapt. Er heerst blijkbaar een paniekstemming onder de uit hun vadsige rust opgeschrikte beesten. Het toneel is zo vreemd en lachwekkend, dat wij vergeten, opnieuw te schieten. Eindelijk zijn ze tot het bewustzijn van den toestand gekomen. In een oogwenk hebben ze zich omgedraaid en dan verdwijnen ze met een plons in de golven, dat het water hoog opspat en onze boot gevaarlijk schommelt.
Er wordt tegenwoordig geducht jacht gemaakt op de krokodillen wegens hun huid. Schoentjes, damestassen, portefeuilles van krokodillenleer zijn in de laatste jaren gezochte mode-artikelen. Met een goed geweer gewapend is deze jacht, schoon nog altijd wel een waagstuk, niet meer zo gevaarlijk als in vroegere eeuwen. De arme inlanders, alleen met speer, pijl en boog uitgerust, stonden weerloos tegenover de monsters in hun hoornen pantsers.
Bij de oude Egyptenaren werd de krokodil beschouwd als een personificatie van den god van het kwaad, Seth. De priesters van den god hielden in aparte vijvers een aantal van deze reptielen, en brachten hun slaven als mensenoffers. De legende vertelt, dat de monsters, alvorens hun buit te grijpen, uit medelijden tranen met tuiten stortten.
Daarom zegt men tegenwoordig nog, wanneer iemand huilt, zonder dat hij het meent: „Hij vergiet krokodillentranen.”

< >