of kruipende dieren vormen een klasse der gewervelde dieren. Hun gedaante kan zeer verschillend zijn; ofschoon alleen slangen in letterlijken zin „kruipen”, rekent men er ook hagedissen, schildpadden, krokodillen en andere toe.
Normaal hebben deze dieren vier ledematen, doch bij vele hagedissen zijn deze bijna of geheel verdwenen, bij de slangen zijn zij geheel en al verdwenen. Hun huid is geschubd of met hoornen platen bedekt; slangen en hagedissen vervellen herhaaldelijk.
Zij ademen, van hun geboorte af, door longen, doch behoren tot de koudbloedige dieren, d.w.z. dat de temperatuur van hun bloed slechts weinig hoger is dan die der omgeving en met de laatste op en neer gaat.Zij komen voort uit eieren, die in een kalk- of lederachtige schaal gehuld zijn. Hun groei is langzaam en de meeste hunner kunnen een hogen ouderdom bereiken. In de gematigde streken brengen sommige soorten den winter slapend door, in de tropen daarentegen slapen zij in den drogen zomertijd. De levenswijze is zeer verschillend, zij lopen, kruipen, klimmen, graven en zwemmen; in vroegere perioden, toen de hagedisachtige diervormen reusachtige afmetingen hebben ontwikkeld, waren er ook vliegende hagedissen.
