een Nederlandse sport, ingevoerd in 1902 door den heer N. Broekhuysen, waarbij deze voortbouwde op Amerikaanse, doch vooral Zweedse voorbeelden.
Het maximaal 90 bij 40 meter grote terrein wordt verdeeld in drie gelijke vakken, waarin van elke partij twee spelers en twee speelsters worden opgesteld, dus totaal 24 personen. In de eindvakken staat een 3.50 meter lange paal met eert bodemlozen korf, waardoor de bal — een gewone voetbal •— van boven af moet worden geworpen.Het opbrengen van den bal, die alleen met de handen mag worden aangeraakt, moet samenspelende geschieden, terwijl het verboden is, een tegenstander weg te duwen of af te houden, dan wel hem den bal uit handen te slaan. Het gebruik van lichaamskracht is dientengevolge beperkt, terwijl succes moet worden behaald door snelheid, behendigheid, besluitvaardigheid en perfect samenspel.
Het lopen, het voortdurende keren en wenden, het springen en bukken, geven, mèt het vangen en werpen van den bal, een alzijdige lichaamsoefening, terwijl de gedwongen vakwisseling (telkens, wanneer twee punten zijn gemaakt) ook tot tactische alzijdigheid dwingt.
De zich in elk vak voordoende arbeidsverdeling tussen spelers en speelsters, die elkaar wederzijds niet mogen hinderen, is oorzaak, dat het gemengde karakter van het spel geen afbreuk doet aan de voor elke sexe gewenste mate van spelontplooiïng.
Elke wedstrijd duurt 1 ½ uur, onderbroken door een kwartier rust.
De algemene leiding van de korfbalsport in Nederland berust bij den in 1903 opgerichten en te Rotterdam gevestigden Kon. Nederlandsen Korfbalbond, waarbij tal van plaatselijke en gewestelijke bonden zijn aangesloten. Aan de gezamenlijke door hen georganiseerde competities (zonder adspirantenklassen) nemen ruim 700 twaalftallen deel, terwijl ook buiten dezen kring korfbal in tal van streken en in verscheidene bevolkingsgroepen beoefenaren vindt.
Ook naar de Nederlandse koloniën is korfbal overgebracht, terwijl na een korfbaldemonstra’tie op de Olympische Spelen te Antwerpen (1920) de sport in België vasten voet heeft gekregen en zich voorspoedig ontwikkeld heeft.
Tussen de Nederlandse en Belgische Korfbalbonden wordt geregeld samengewerkt, ook voor de jaarlijkse Nederland-België wedstrijden. Tot nu toe kon Nederland steeds zijn meerderheid handhaven.
