Wat de longen voor den mens zijn, dat zijn de kieuwen voor den vis, de organen voor de ademhaling, d.w.z. de organen, waarin het koolzuur uit het bloed tegen zuurstof wordt ingewisseld. De kieuwen van den vis bevinden zich vlak achter den kop.
Ze bestaan uit fijne vlezige blaadjes, rijkelijk van bloedvaten voorzien en ze worden beschermd door hoornachtige platen, de z.g. kieuwdeksels. Het water, waarin zich een zekere hoeveelheid lucht bevindt, stroomt door de mondholte, langs de kieuwen en vloeit door de kieuwspleten weer weg.
Daarbij nemen de kieuwen de in het water aanwezige lucht op. Bevat het water geen lucht, dan moet de vis sterven; hij stikt of, hoe ongelooflijk het ook moge klinken, hij verdrinkt.Behalve bij de vissen treft men ook bij schaaldieren, wormen, weekdieren en stekelhuidige dieren kieuwen aan.
