Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Kaneel

betekenis & definitie

is een specerij met aangenamen smaak en geur, geel tot bruin van kleur, die wordt bereid uit den bast van de takken van een boom of heester van de familie der Lauraceeën. Deze heester kwam oorspronkelijk alleen voor op de plantages van Ceylon, doch werd later vandaar overgebracht naar ons Indië, Japan en China.

Voor de bereiding van kaneel gebruikt men de binnenlaag van den bast van tweejarige takken van gekweekte planten. Men ontdoet de takken van zijtakjes en bladeren, maakt enige kringsneden, verbonden door een overlangse snede, waarna men den bast met een mesje gemakkelijk van het hout kan losmaken. Van de verkregen stukken bast schrapt men met een mes de kurk- en de schorslaag af, rolt ze bij 8 of 10 tegelijk over elkaar en laat ze dan eerst in de schaduw, later in de zon drogen.
Wanneer de rollen vervolgens op maat gesneden, tot bossen samengebonden en in balen of kisten verpakt zijn, kunnen ze in den handel worden gebracht.
Behalve veel looizuur bevat de kaneel een vluchtige olie (kaneelolie), die er den aangenamen smaak en geur aan geeft.
De Ceylonkaneel is de beste. Er bestaan nog enkele andere handelssoorten, zoals de Javakaneel, de Chinese en de Malabarkaneel, doch die zijn allemaal, vooral de Malabarkaneel, van minder kwaliteit.
Kaneel bezit geneeskrachtige eigenschappen en wordt dan ook in de geneeskunde gebruikt.

< >