is een zeer oud balspel, dat in ons land, vooral in Friesland en NoordHolland, nog vaak wordt gespeeld. Volgens de gangbare mening is het in ons land ingevoerd door de Romeinen, die het op hun beurt van de Grieken moeten hebben overgenomen.
Voor diegenen onder jullie, die in ’t geheel niets van het kaatsspel afweten, laten we hier enkele bizonderheden volgen:
Er zijn twee partijen, onderscheiden als Roden en Witten en kenbaar aan een strikje op de borst.
Het telegraafbord, dat bij den wedstrijd na eiken slag den stand der partijen aanwijst, is ook voor de ene helft rood en voor de andere wit geverfd. Op het speelveld is het perk afgebakend, dat door de Witten wordt bezet en verdedigd. Dat is dus een soort van „goal”. De Roden trachten binnen de grenzen van dit perk den bal te slaan en de Witten staan gereed om, als dit gelukt, den bal zo krachtig mogelijk terug te... kaatsen. Naar gelang van de kracht en zuiverheid der slagen worden hieruit verschillende mogelijkheden geboren, waarvan het verloop in punten wordt uitgedrukt. Men kent den bovenslag, den Victoriaslag, den Herculesslag, den trictracslag en den vosseslag. Elke partij bestaat uit 3 spellen (6 halve spellen), ieder halfspel uit 4 winstpunten.
Er bestaat een vereniging „De Nederlandse Kaatsbond”, opgericht in 1897, waarbij tientallen clubs met duizenden spelers zijn aangesloten. De belangrijkste prijzen, waarom in wedstrijden wordt gekampt, zijn de Mulier- en de Bogstraprijs.
In de Middeleeuwen werd het kaatsspel door den adel en de geestelijkheid veel beoefend.