Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Jan Pieterszoon Coen

betekenis & definitie

Jan Pieterszoon Coen (1587—1629) is jullie natuurlijk allen welbekend als de stichter van Batavia. Toch heeft hij in zijn leven nog heel wat meer volbracht.

Als zoon uit een Hoornse koopmansfamilie werd hij oorspronkelijk voor den handel opgeleid. In zijn jeugd was hij zes jaren werkzaam in Rome bij den koopman Justus Pescatore, waarschijnlijk familie van zijn moeder.

In 1602 werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht en na zijn terugkeer uit Italië werd Coen bij haar als „onderkoopman” op het schip Nieuw-Hoorn aangesteld. Zo voer hij van 1607 tot 1611 heen en weer naar Indië en leidde daar de inkopen, wat het werk van den Koopman was. De kapiteins van de schepen hadden alleen maar te zorgen, dat „de schuit” veilig en wel in Indië en daarna weer thuis kwam.

Zo maakte Coen enige reizen naar Indië; in 1612 was hij Opperkoopman, in 1613 Boekhouder-Generaal van alle kantoren, in 1614 werd hij Directeur-Generaal, dat is leider van den handel in Indië, en in 1617 Gouverneur-Generaal, dat is leider van het militaire en burgerlijke gezag in de Oost.

Nu pas kon hij zijn grote werkkracht ontplooien. Op zeer doortastende wijze breidde hij het machtsgebied van de Compagnie uit. Vrijmoedig trad hij op tegen zijn lastgevers, „de Heeren Zeventien”, dat zijn de 17 bewindhebbers van de V.O.I.C., die ’t dagelijks bestuur in handen hadden en hij was er stellig van overtuigd, dat hij, die zelf in Indië was, de toestanden beter kon beoordelen, dan de bewindhebbers in Holland. Zo schreef hij b.v. eens aan de Bewindvoerders der Oost-Indische Compagnie: „Ik sweer u bij den Allerhoogste, dat „Nederland geen vijanden heeft, die haar „meer hinder en schade doen, dan d’on„wetendheyt en onbedachtheyt (houdt mij „dit ten beste), die onder UEd. regneert en „de verständigen overstemt.” Vóór Coens Gouverneur-Generaalschap had het zwaartepunt van den handel in de Molukken gelegen. Hij verplaatste het naar Bantam, den Westhoek van Java. Helder zag Coen de betekenis in van Straat Soenda.

Daar de Sultan van Bantam hem herhaaldelijk tegenwerkte, en het Coen aan de nodige strijdkrachten ontbrak, om tegen dezen Sultan op te treden, verlegde hij de handelsfactorij iets naar ’t Oosten, naar Jacatra, aan Java’s Noordkust.

De Engelsen, die met lede ogen aanzagen, hoe de Oost-Indische Compagnie steeds meer macht kreeg en hoe hun macht daarmee evenredig verminderde, verbonden zich nu met de Bantammers en belegerden Jacatra.

Coen zelf ging de vloot halen, die in de buurt van de Molukken lag. Tijdens zijn afwezigheid werd Jacatra bijna veroverd. Gelukkig echter kwam de vloot juist op tijd, om redding te brengen. Coen versloeg de bondgenoten, zowel ter zee als te land en stichtte op de plaats van het halfverwoeste Jacatra een grote nieuwe nederzetting, die hij naar de oudste bewoners van ons land Batavia noemde (1619).

Coen wilde de heerschappij van de Compagnie blijvend in Indië vestigen en de bevolking aan haar gezag onderwerpen. Onder geen enkel voorbehoud wilde hij Engelsen, Spanjaarden of Portugezen toestaan met deze gebieden handel te drijven.

Hij zag den strijd in Indië tegen Spanje als een zeer belangrijk onderdeel van onzen vrijheidsoorlog tegen dat rijk. Coen begreep, dat, als hij de Spanjaarden in Indië met rust liet, deze al hun krachten in Europa tegen de Zeven Provinciën zouden kunnen richten.

Ook wilde Coen op grote schaal Nederlanders als kolonisten naar Indië zenden. Hij zag hierbij echter over het hoofd, dat vele Europeanen in het tropische klimaat niet kunnen aarden en er evenmin langdurigen zwaren arbeid kunnen verrichten.

Om de talloze kostbare Indische producten, vooral de specerijen, in handen te krijgen, had de Oost-Indische Compagnie overeenkomsten gesloten met verschillende stamhoofden in de Molukken. Deze overeenkomsten verplichtten de hoofden jaarlijks de producten tegen een bepaalden prijs aan de Compagnie te leveren. Tevens was het hun verboden aan Spaanse of Engelse handelaren te verkopen. Het spreekt wel van zelf, dat de stammen deze contracten slechts onder dwang van wapenen met ons gesloten hadden. In 1621 werden de bewoners van Banda betrapt op levering aan de Engelsen.

Coen rustte toen een strafexpeditie tegen de Bandanezen uit, welke met grote gestrengheid optrad.

Om den prijs van de producten op de Europese markt op peil te houden, moést er niet te veel worden aangevoerd. Daarom werden te beginnen met 1621 jaarlijks de z.g. Hongi-tochten gehouden. Een vloot controleerde den aanplant van de verschillende specerijen op de Molukken. Vond men, dat er van een bepaald product te veel was, dan werd een deel vernietigd en dikwijls werden de planters streng gestraft.

Dit optreden, dat nu wel niet veel instemming zou vinden, ondervond toen zeel weinig tegenstand. Coen wilde met deze tochten alle verzet onderdrukken, doch hij bereikte juist ’t omgekeerde: de haat tegen de vreemde onderdrukkers groeide met den dag.

In 1623 keerde Coen naar Holland terug. Tijdens zijn afwezigheid had de z.g. „moord van Ambon” plaats. Op Ambon waren spionnen betrapt, die in dienst van Engeland stonden. Engeland had n.l. Ambon willen bezetten. De Engelse kooplui, die deze spionnage verricht hadden, werden terechtgesteld. De Engelse regering ontkende de spionnage en sprak nu van den „moord” van Ambon. Ze maakte Coen, die altijd zeer streng tegen de Engelsen opgetreden was, hierover de scherpste verwijten.

Toen Coen in 1627 weer als GouverneurGeneraal naar Indië terugkeerde, trachtten de Engelsen dit dan ook te verhinderen, doch tevergeefs.

Lang voerde Coen echter niet meer het bewind. In 1629, terwijl de troepen tegen den Sultan van Mataram streden, werd hij ziek en stierf. Een groot vaderlander was met hem heengegaan en bovendien een zeer moedig man met een taaie volharding. Bekend zijn van hem de uitdrukkingen „Ende dispereert niet” en „Trek de voorafgegane misslagen in geene consequentie”, waarmee hij zijn ondergeschikten aanbeval, om nooit te wanhopen en na een beganen misslag nimmer „bij de pakken neer te zitten”, maar moedig voort te strijden. Goede raadgevingen, ook nog voor onzen tijd!