Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Handelmaatschappij

betekenis & definitie

De Nederlandse Handelmaatschappij, waarover je natuurlijk wel eens hebt horen spreken, is een grote naamloze vennootschap, die in 1824 door koning Willem I is opgericht met als doel — zoals 't in de oude stukken .staat — „de bevordering van den nationalen handel, scheepvaart, scheepsbouw, visserij en landbouw, fabryken en trafyken (verkeer) en zulks door, met inachtneming van hare eigen belangen, de bestaande en voor Nederland voordelige handelsbetrekkingen uit te breiden; door nieuwe wegen voor den Nederlandsen handel te openen, en door alle zulke ondernemingen, welke het vertier der voortbrengselen van de Nederlandse nijverheid kunnen vermeerderen en bevorderen.” De Nederlandse Handelmaatschappij heeft dan ook in de vorige eeuw veel handel gedreven, doch heeft in latere tijden een heel ander karakter gekregen.

Oorspronkelijk was het doel van de Handelmaatschappij geweest den handel op Indië weer te doen opleven en te ondersteunen. In zekeren zin heeft de maatschappij aan haar doel beantwoord, maar ook heeft ze in de eerste jaren van haar bestaan door enige fouten den handel en de vaart op Indië voor particulieren moeilijker dan ooit gemaakt.
Door haar grote kapitaal en den steun, dien ze van staatswege ontving, kon ze het zich permitteren op het ene terrein te verliezen en op het andere te winnen, iets, wat de dood voor kleine particuliere maatschappijen zou zijn geweest.
Tijdens het cultuurstelsel (1830—1870) had de H. M. haar grootsten bloei. De producten, die toen in opdracht van het gouvernement door de inlanders werden verbouwd, werden n.l. door de H. M. naar Europa vervoerd en daar verkocht. De H. M. betaalde dan uit, wat er overbleef van de opbrengst, nadat daar een vergoeding voor het vervoer, het commissieloon en de rente van het benodigde kapitaal van was afgetrokken.
Voor het vervoer huurde de Mij. schepen van particulieren en nam zij de verplichting op zich die schepen voor twee achtereenvolgende reizen te bevrachten. De huur, die voor die twee reizen betaald werd, was zo hoog, dat men daarmee de totale kosten en onkosten van het schip gedekt had. De H. M. dacht op zo’n manier den bouw van schepen te stimuleren en dat was ook inderdaad het geval, maar deze methode werkte zekere gemakzucht ook wel veel in de hand.
Daarom besteedde na 1868 de H. M. het vervoer aan; het werd dan natuurlijk aan de laagste inschrijvers gegund. Toen werd het particulier initiatief wel geprikkeld. Hierdoor en door het verdwijnen van het cultuurstelsel in 1870, waardoor de vrije cultures opkwamen, met Europees kapitaal en leiding gedreven, moest de H. M. naar andere werkzaamheden omzien. In de nieuw opgekomen suiker- en tabakscultures belegde ze een deel van haar kapitaal en zij opende ook zelf enige ondernemingen. Daarnaast zorgde de H. M. nog steeds voor vervoer en verkoop van Indische producten.
Deze ontwikkeling van den toestand bracht de H. M. steeds dichter bij het gewone bankbedrijf. Men stak niet alleen zelf geld in ondernemingen, maar leende ook aan particuliere maatschappijen en werd zodoende een cultuurbank. Later heeft het cultuurbankbedrijf zich weer uitgebreid tot het gewone bankbedrijf, maar nog steeds speelt de Nederlandse Handelmaatschappij, wier kantoren in Indië nog immer den alouden naam „Factorij” dragen, een grote rol in het moederlandse en Indische commerciële leven.